hoofdstad van de Chinese prov. Setsjwan, ligt in het binnenland aan de Jang-tsekiang, telt (1950) 1,1 millioen inw.
De stad is omgeven door rotsachtige bergen, die in Wereldoorlog II een goede schuilplaats vormden tegen de talrijke luchtaanvallen van de Japanners. Als belangrijk commercieel en industrieel centrum van enkele rijke provincies bezit Tsjoenking goede verkeers- en waterwegen met de omgeving. Vele van deze wegen werden in de oorlogsjaren gebruikt voor militair verkeer. Vandaar ook, dat de stad talrijke vliegvelden in de omgeving telt. Ijzer en staal worden gedolven en hierop is de zware industrie gebaseerd.In 1938 maakte Tsjiang K’ai-sjek, die achtereenvolgens Nanking en Hankou had moeten ontruimen voor de Japanse opmars, Tsjoenking tot zijn hoofdstad. Het werd nu het centrum van het nationaal verzet zowel tegen de Japanners als tegen de communisten en zetel van de buitenlandse vertegenwoordigingen. Als gevolg van een en ander werd de stad, die tot dusverre een volkomen Middeleeuws aanzien had gehad, in belangrijke mate gemoderniseerd. Ook de zeer conservatieve bevolking werd, in weinige jaren verdubbeld, in de stroom van het moderne leven opgenomen. Door herhaalde hevige luchtaanvallen trachtten de Japanners het verzet te breken, met als gevolg, dat het stadscentrum grotendeels werd verwoest. Toen dit niet bleek te helpen, rukten in Mei 1943 vijf Japanse divisies in de richting van de stad op, ten einde deze te nemen. Met behulp van geallieerde luchteskaders werd dit gevaar bezworen. In 1946 keerde de Chinese regering terug naar Nanking, waardoor Tsjoengking zijn positie van hoofdstad weer verloor. Tijdens de burgeroorlog tegen de communisten werd Tsjoengking in Oct. 1949 nog eenmaal zetel der Nationale regering, maar reeds op 28 Nov. viel het in handen der communisten.