is de belangrijkste ethische school uit de Hellenistische periode van de Griekse filosofie (z Hellas). Zij is genoemd naar de zuilengang, waar Zeno, de stichter, doceerde.
Ze heeft elementen uit Herakleitos, de Cynici en Aristoteles ontleend. In de kennisleer empiristisch, in de kosmologie materialistisch-dynamisch, is ze het meest oorspronkelijk in de ethiek, die de onafhankelijkheid van de wil van alle uitwendige omstandigheden leert.Het Stoïcisme heeft in de Oudheid invloed gehad op het Christendom (Ambrosius), op het Romeinse recht en de ontwikkeling der humaniteitsidee, en opnieuw in de Renaissance. In Nederland was Justus Lipsius (Mamductio ad stoicam philosophiam, 1604) een voortzetter. Bij Spinoza vindt men verschillende Stoïsche grondbegrippen, bijv. handeling en lijding en de nauwe verbinding van geest en materie. Bij Kant is de moraalfilosofie door het Stoïcisme beïnvloed (strenge scheiding van aandrift en plicht). Een volledig onderzoek van de doorwerking van het Stoïcisme tot op onze tijd ontbreekt.
PROF. DR H. J. POS
Bibl.: Stoicorum veterum fragmenta, coll. J. ab Arnim, 4 dln (Lipsiae 1903-’24); Stoïsche wijsheid, uitg. d. J. H. Leopold (Amsterdam 1904).
Lit.: R. Wenley, Stoicism (1922); P. Barth, Die Stoa (Stuttgart 1902, 5de dr. bew. d. A. Goedeckemeyer 1941); J. Bidez, La cité du monde et la cité du soleil chez les Stoiciëns (Paris 1933); O. Rieth, Grundbegriffe der stoischen Ethik, diss. Berlin (1933); E. Elorduy, Die Sozialphilosophie der Stoa (Leipzig 1936); K. H. E. de Jong, De Stoa (Amsterdam 1937); W. Wiersma, Peritelous, studie over de leer v. h. volmaakte leven in de ethiek v. d. oude Stoa, diss. Groningen (1937); E. Sdrakas, Die stoische Philosophie im Kampf gegen die Stürme des Lebens (München 1949); M. Polenz, Die Stoa, 2 dln (Göttingen 1949-’50); A. Virieux-Reymond, La logique et l ’épistémologie des Stoiciëns, diss. Lausanne (1950); G. Murray, Stoic, Christian and Humanist (London 1950).