Heilige, de eerste der vier grote kerkleraars van het Westen (Trier 339 Milaan 4 Apr. 397). Hij werd in 339 te Trier geboren als zoon van den praefect en kwam na zijns vaders vroege dood naar Rome, waar hij zich eveneens bekwaamde voor de staatsloopbaan en gevormd werd als rhetor en jurist.
Als landvoogd van Ligurië en Emilia gevestigd te Milaan, had hij in 374, nadat de Ariaanse bisschop Auxentius gestorven was, een strijd te beslechten over de keuze van een nieuwen bisschop, waarbij plotseling de volkswil zich op zijn naam verenigde. Hij liet zich dopen — hij was tot dan toe slechts catechumeen — en werd 8 dagen daarna, op 7 Dec. 373( ?), tot bisschop gewijd. Van dat ogenblik af legde hij zich ijverig toe op de studie der theologie, vooral der Griekse kerkvaders, en predikte bijna dagelijks over de zin der heilige Schrift (liefst allegorisch), over de verschillende deugden en met heel bijzondere voorliefde over de maagdelijkheid. Vele van zijn geschriften zijn niets anders dan deze preken, dikwijls nogal los aan elkaar gevoegd. Daar te Milaan werd de H. Augustinus door Ambrosius’ welsprekend woord zo getroffen, dat hij eindelijk besloot ook zijn geloof te omhelzen. De synodes van Aquilea (381) en Rome (382) bestreden het Illyrische Arianisme onder zijn inspiratie. Zelfs op de keizers van zijn tijd heeft deze geniale kerkvoogd beslissende invloed gehad. Hij steunde Gratianus (375-383) in zijn strijd tegen het uitstervend heidendom en weerstond met al zijn kracht de keizerin-moeder Justina, die door haar zoon Valentinianus II (375-392) kerken aan de Arianen wilde doen afstaan. Bij zulk een gelegenheid liet hij zich met vele gelovigen in de Porciaanse basiliek opsluiten, en hield dezen zo lang met bidden en zingen bezig, tot hij eindelijk met eer werd bevrijd. Met keizer Theodosius (379-395) stond hij op zeer vertrouwelijke voet. Hij waagde het, hem zelfs in de kerk, ten aanhoren van het volk, op het hart te drukken, dat hij het lichaam van Christus (de Kerk) moest beschermen en dwong hem, na zijn geweldige wraakneming op het volk van Thessalonica (390), tot openbare boetedoening. Maar de mening van Theodoretus, dat hij hem bij die gelegenheid uit het huis Gods zou hebben gejaagd, mag men beschouwen als een rhetorische overdrijving (schilderij van Rubens). De H. Ambrosius stierf te Milaan 4 Apr. 397 en werd in zijn basiliek begraven. Feest op 7 Dec., verjaardag zijner bisschopswijding.Ambrosius was een echte Romein, practicus ook in zijn geschriften, zelfstandig inzake moraal, inzake exegese afhankelijk van de Grieken, die hij bestudeerde. Een zijner secretarissen, Paulinus, schreef een stichtelijk-getinte Vita S. Ambrosii. Als exegeet rekent hij met de zgn. „drievoudige zin” der H. Schrift (allegorese, Hermeneutiek). Zijn Hexaëmeron (6 „boeken”) is literair belangrijk, ontstaan uit preken, zoals zijn meeste werken. Zijn grootste werk is de Comm. in Ev. Lucae (10 „boeken”), waarvan boek I en II geheel berusten op Origenes. Ook zijn dogmatische geschriften waren in hun tijd van groot gewicht, terwijl wij nog gi brieven van hem bezitten. Het meest bekend is Ambrosius echter als de schepper van de liturgische kerkzang in Milaan en van de Ambrosiaanse Hymnen-stijl. Reeds in 386 was het zingen van hymnen en antiphonisch psalmgezang een vast gebruik in de kerk van Milaan. Van daaruit heeft zich dit gebruik over heel de westerse kerk uitgebreid.
In de beeldende kunst wordt hij, steeds in bisschoppelijk gewaad (in de vroeg-christelijke kunst gewoonlijk met pallium) voorgesteld, soms met een zwerm bijen om zijn mond; volgens een late legende zou een zwerm bijen naar de mond van den kleinen Ambrosius gevlogen zijn, symbool van zijn welsprekendheid; in de Italiaanse en de latere Nederlandse kunst soms met een gesel in de hand (hij zou met een gesel aan de belagers der stad Milaan verschenen zijn en ze verdreven hebben). Zijn leven, in 12 taferelen, dreef de zilversmid Wolvinius in de altaarmensa der S. Satirokapel te Milaan, meer samenvattend verhaalt het Masolino in fresco’s aan de wanden der bovenkerk van S. Clemente te Rome. Zijn gestalte en zijn leven zijn zeer vaak in de Italiaanse kunst behandeld: Aloisi Vivarini, Bergognone e.a.; bekend zijn de voorstellingen van Michaël Pacher te München (Alte Pinakothek). Uit de Nederlandse kunst hebben we voorstellingen van Bellegambe te Douai, Justus van Gent (Rome, Galleria Barberini) en Rubens (Wenen). Deze laatste geeft de legendarische ontmoeting van den heilige met keizer Theodosius, waar hij den vorst de toegang tot zijn kerk ontzegt, een thema reeds vroeger, doch minder levendig door Bergognone te Bergamo behandeld. Jacob de Wit schilderde hem, op de wolken zittend, in het plafond van de bibliotheek der pastorie van de Mozes- en Aaronkerk te Amsterdam.
A. c. OOMES
Bib).: Schenkl in Corpus script, eccles. 32 (1897 e.v.).
Lit.: P. de Labriolle, Saint Ambroise (Paris 1908); J. R. Palanque, S. Ambroise et l’Empire romain (Paris 1933); Histoire de l’église, éd. sous la dir. de A. Fliche et Vict. Martin, III.