Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SPAANSE SUCCESSIE-OORLOG

betekenis & definitie

werd gevoerd van 1701-1713/’14. Daar met de dood van de kinderloze Karel II het huis Habsburg in Spanje zou uitsterven, was de aandacht der Europese diplomatie reeds lang op de troonopvolging in dat rijk gevestigd.

Van drie zijden deed men op grond van het Castiliaanse recht, dat de opvolging van vrouwen toeliet, aanspraken gelden op de Spaanse troon.Lodewijk XIV verlangde die voor zijn kleinzoon Philips, de tweede zoon van de dauphin, wiens moeder, gemalin van Lodewijk, de oudste dochter van koning Philips IV van Spanje was. Keizer Leopold I, zelf een kleinzoon van Philips III, gemaal van Margaretha Theresia, een jongere dochter van Philips IV, maakte aanspraak ten behoeve van zijn tweede zoon Karel en ten slotte was er keurprins Jozef Ferdinand van Beieren, wiens moeder, Maria Antonia, een dochter was van Leopold I en van zijn Spaanse gemalin. De rechten van Jozef Ferdinand werden ondersteund door Willem III, die de overmacht zowel van Oostenrijk als van Frankrijk vreesde en daarin gesteund werd door Nederland en Engeland, die als zeemogendheden het grootste belang hadden bij een vreedzame oplossing en wel zó, dat geen sterke mogendheid hun handelsbelangen in de uitgestrekte, economisch afhankelijke Spaanse landen zou bedreigen.

11 Oct. 1698 kwam een verdelingsverdrag tot stand tussen Frankrijk, Engeland en de Republiek, volgens welk Jozef Ferdinand de Spaanse troon zou erven met de Zuidelijke Nederlanden en de koloniën, terwijl Karel Milaan en de dauphin Napels en Sicilië zou ontvangen. Karel II benoemde echter Jozef Ferdinand als enig erfgenaam. Toen deze laatste 6 Febr. 1699 onverwachts overleed, sloten Willem III en Lodewijk XIV een nieuw verdelingsverdrag (Juni 1699), waarbij werd bepaald, dat aartshertog Karel de Spaanse kroon, de Zuidelijke Nederlanden en de koloniën, maar Philips Napels, Sicilië en Milaan zou ontvangen. Daar echter Leopold I weigerde dit verdrag goed te keuren, rekende zich ook Lodewijk XIV daardoor niet gebonden. Aan het hof te Madrid werkten de Franse en Oostenrijkse gezanten met goede woorden en met geld en het resultaat van dit geïntrigeer was, dat Karel II bij testament van 3 Oct. 1700 Philips van Anjou tot erfgenaam van de gehele Spaanse monarchie aanwees; na de dood van Karel II (1 Nov. 1700) nam Philips V, met goedkeuring van Lodewijk, aanstonds het land in bezit en hield reeds 18 Febr. 1701 zijn intocht in Madrid.

Aanvankelijk kwam alleen keizer Leopold, gesteund door Pruisen en Hannover, daartegen in verzet. Eerst toen Franse troepen een inval deden in de Spaanse Nederlanden, de pretendent Jacobus (III) door Lodewijk XIV als koning van Groot-Brittannië erkend werd en aan de Fransen in de Spaanse koloniën handelsvoorrechten werden gegeven, terwijl Lodewijk de aanspraken van Philips van Anjou op de Franse troon uitdrukkelijk handhaafde, kwam 7 Sept. 1701 tussen de keizer, Engeland en de Nederlanden een alliantie tot stand, waarbij zich later ook het Duitse Rijk en Portugal voegden. Deze alliantie van Den Haag was vooral bewerkt door Willem III, die echter reeds 19 Mrt 1702 overleed en door Anna, de dochter van Jacobus II, opgevolgd werd. Marlborough in Engeland en Heinsius in de Nederlanden handhaafden echter de politiek van Willem III, die een krachtige steun vond in de legeraanvoerder des keizers, prins Eugenius van Savoye. Frankrijk had de keurvorsten van Beieren en Keulen, hertog Victor Amadeus II van Savoye en de hertog van Mantua tot bondgenoten.

De strijd werd in 1701 in Italië geopend met de bezetting van Milaan door de Fransen. Eugenius overschreed in het voorjaar de Alpenpassen, bezette de vlakte van Verona, versloeg de Fransen onder Catinat en Villeroi, maar werd daarna door de Franse veldheer Vendôme tegengehouden, zodat deze zich in 1702 en 1703 in de Povlakte wist te handhaven, hoewel Victor Amadeus van Savoye zich in 1703 bij de keizer voegde. Aan de Beneden-Rijn kreeg de Engelse veldheer John Churchill, hertog van Marlborough, de overmacht op de Fransen, maar dezen konden toch tot in Beieren doordringen en beraamden een aanval op Tirol en Oostenrijk. Wel werden zij door de opstand der Tirolers weer verdreven, doch daar de Oostenrijkse generaal Styrum 20 Sept. 1703 bij Höchstadt het onderspit moest delven, verliep de veldtocht over het geheel voor de Verbonden Mogendheden niet gunstig, terwijl de keizer in Hongarije de opstand van Franz Rakoczy moest dempen.

In het daaropvolgend jaar behaalden Eugenius en Marlborough met hun verbonden krijgsmachten een grote overwinning bij Höchstadt (of Blenheim, 13 Aug. 1704), waardoor de Fransen hun troepen over de Rijn moesten terugtrekken. Even te voren had een Engels-Nederlandse vloot Gibraltar (21 Juli) vermeesterd; de Engelsen wisten zich in het bezit dezer vesting te handhaven. Na de dood van Leopold (5 Mei 1705) zette zijn zoon Jozef I de strijd voort, maar noch Marlborough aan de Rijn, noch Eugenius in Opper-Italie konden veel belangrijks verrichten. 23 Mei 1706 behaalde Marlborough bij Ramillies een overwinning op de Fransen en bezette Brussel. Eugenius en generaal Daun versloegen vóór Turijn (7 Sept. 1706) de Fransen zó, dat zij geheel Italië moesten ontruimen.

Ook in Spanje was inmiddels met afwisselend succes oorlog gevoerd. Het gelukte Karel door de medewerking van Basset uit Valencia, in 1705 de heerschappij te verwerven over Valencia, Catalonië en Aragon en zich hier als Karel III te doen huldigen. 27 Juni 1706 werd zelfs Madrid door een verenigd Engels-Portugees leger onder Gallway en Las Minas bezet; doch daar er weinig verband bestond tussen de krijgsverrichtingen der mogendheden, gingen deze voordelen weder verloren; alleen in Catalonië kon Karel zich handhaven, die intussen ook in Napels als koning erkend was. De keizer had echter met een ernstige opstand in Hongarije te kampen. In 1707 gebeurde er zodoende niet veel belangrijks, maar in 1708 zond Lodewijk een sterk Frans leger onder Vendôme naar de Zuidelijke Nederlanden en deed een nieuwe aanval op de Rijn. Vendôme leed tegen Eugenius van Savoye en Marlborough bij Oudenaarde (11 Juli) zulk een nederlaag, dat hij op Frankrijk moest terugtrekken. Tegelijk veroverde de Engelse vloot Minorca. De financiën van Lodewijk waren nu vrijwel uitgeput en misoogst verscherpte de opstandigheid in zijn rijk (zie Camisards).

Zodoende werden er te ’s-Gravenhage (Apr.-Juni 1709) onderhandelingen aangeknoopt, die echter, in weerwil van de grote inschikkelijkheid van Lodewijk XIV, schipbreuk leden op de zeer vergaande eisen der Verbonden Mogendheden. De oorlog werd dus voortgezet, maar spoedig was Lodewijk door de bloedige slag bij Malplaquet (11 Sept. 1709), waar Villars het onderspit moest delven voor Marlborough en Eugenius, genoodzaakt, iedere eis in te willigen. Hij verklaarde zich nu op de conferenties te Geertruidenberg (Mrt-Juli 1710) bereid, alle eisen in te willigen. Ook nu verlangden de Verbondenen, dat hij zelf zijn kleinzoon uit Spanje zou verdrijven en bovendien formuleerden de Staten-Generaal hun verstrekkend programma omtrent de Zuidelijke Nederlanden, waar zij na de overwinningen van Marlborough een soort voogdij uitoefenden ten eigen voordeel: niet alleen eisten zij een groot aantal barrière-steden, maar ook de volledige economische afhankelijkheid dezer provincies van de Republiek door een voor Nederland voordelig tarief van invoerrechten. Hierop sprongen de onderhandelingen af en kort daarna behaalde Frankrijk een aantal voordelen. Wel versloeg von Starhemberg de Fransen nog bij Saragossa, waardoor Karel III opnieuw Madrid bereikte, maar onmiddellijk daarna werd hij verdreven, doordat Castilië zich achter Philips V schaarde. Tegelijk werd in Engeland het Whigministerie vervangen door een Toryministerie, dat zo spoedig mogelijk vrede wenste te sluiten en zelfs Marlborough terugriep.

Daarbij kwam dat 17 Apr. 1711 keizer Jozef I overleed, en daar nu zijn broeder, de pretendent van de Spaanse troon, als Karel VI keizer werd, vreesden de anderen, dat het huis Habsburg door de vereniging van Oostenrijk met Spanje te machtig zou worden. De Engelsen knoopten geheime onderhandelingen aan met Lodewijk XIV, terwijl de krijgsbedrijven nog altijd, hoewel zwakker, werden voortgezet. 8 Oct. 1711 werden de vredespreliminairen te Londen ondertekend en in weerwil van alle tegenkanting van de keizer, werd 29 Jan. 1712 het Vredescongres te Utrecht geopend. Marlborough was reeds door graaf Ormond vervangen en deze verleende prins Eugenius op verre na niet de nodige ondersteuning, zodat maarschalk de Villars 27 Juli 1712 bij Denain een overwinning behaalde. Toen Philips V plechtig afstand deed van zijn rechten op de Franse troon, zodat een vereniging van Frankrijk en Spanje voor de toekomst werd verhinderd, sloot Engeland, en spoedig daarna ook Nederland, met Frankrijk een wapenstilstand, waarop 11 Apr. 1713 de Vrede van Utrecht tot stand kwam, waartoe ook Portugal, Savoye en Pruisen toetraden. (Voor de bepalingen zie Utrecht, vrede van) Op die wijze door hun bondgenoten verlaten, konden de keizer en Eugenius weinig doen, vooral ook omdat zij zeer weinig door de rijksvorsten werden bijgestaan. 7 Mrt 1714 kwam de vrede te Rastadt tot stand tussen Frankrijk en de keizer, waartoe het Duitse Rijk 7 Sept. 1714 te Baden, Aargau, toetrad. Dientengevolge verkreeg Oostenrijk de Spaanse Nederlanden, Napels, Milaan, Mantua en Sardinië. Spanje en de keizer sloten geen vrede met elkaar.

DR H. A. ENNO VAN GELDER

Lit.: Grimblot, Letters of William III and Louis XIV and of their ministers, 1697-1700 (2 dln, 1848); Reynald, Louis XIV et Guillaume III, histoire des deux traités de partage (2 dln, 1883); Vreede, Corresp. dipl. et mil. du duc de Marlborough, Heinsius, Hop, relatives aux négociations après Ramillies, 1706-1707 (1850); Idem, Mémoires relatifs à la Guerre de succession de 1706-1711 de Sicco van Goslinga (1857); Idem, Actes, Mémoires concemant la paix d’Utrecht (6 dln, 1714-1715); C. van Noorden, Europ. Gesch. im 18. Jahrh.: Der Span. Erbfolgekrieg (3 dln, 1870-1882); Weber, der Friede von Utrecht (1891); Lamberty, Mémoires pour servir à l’hist. du 18me siècle (2e dr., 14 dln, 1735-1740); R. Geikie and J. A.

Montgomery, The Dutch Barrier 1705-1719 (1930); G. M. Trevelyan, England under Queen Anne (3 dln, 1930-’34); W. S. Churchill, Marlborough, his Life and Times (4 dln, 1933-’38); W. Reese, Das Ringen um Frieden und Sicherheit i. d.

Entscheidungsjahren des Span. Erbfolgekriegs 1708-’09 (1933); P. Geyl, Nederland’s staatkunde in de Sp. Successieoorlog (Meded. Kon. Acad. v.

Wetensch., Letterk., 1929; herdr. in: Kernproblemen van onze geschiedenis, 1937); A. J. Veenendaal, Het Eng.-Ned. condominium in de Z.-Nederl. tijdens de Sp. Successie-oorlog 1706-1716 (1945).

< >