eigenlijk Habichtsburg, het stamslot van het voormalige Oostenrijkse keizershuis, gelegen op de rechteroever van de Are in het Zwitserse kanton Aargau, werd in 1027 door Werner, bisschop van Straatsburg, gesticht en verkeert thans nog in tamelijk goede staat. Werner was een broeder of zwager van Radbot, de kleinzoon van Guntram de Rijke, die in de 10de eeuw leefde en later als de stamvader der Habsburgs genoemd werd.
In de eerste helft van de 13de eeuw behoorden de Habsburgs als landgraven van de Boven-Elzas, graven van de Zürichgau en van de Aargau tot de aanzienlijkste Duitse adellijke geslachten. Albrecht van Habsburg was door zijn gemalin Heilwigis vermaagschapt met keizer Frederik II, trok met deze in 1228 ten Kruistocht naar Palestina, doch overleed te Askalon, 3 zoons achterlatende, van wie de oudste, Rudolf IV, zijn beide broeders overleefde en in 1273 als Rudolf I de Duitse troon beklom. Laatstgenoemde is de stichter van het Huis Oostenrijk, (zie stamboom Habsburgse Huis pag.. 206 t.e.m. 209).Rudolf vermeerderde zijn bezittingen in Zwitserland en verkreeg door zijn overwinning in 1278 op Ottokar van Bohemen Oostenrijk en Stiermarken. Toch verloren de Habsburgs de Duitse troon spoedig weer aan de Luxemburgers (1308). Zolang dit Huis bestond, gelukte het de Habsburgs niet, zich voldoende te laten gelden. Wel is waar verwierf Albrecht II in 1335 Karinthië en de Krain, terwijl diens zoon Rudolf IV in 1363 Tirol erfde, maar na de dood van de laatste in 1365 sloten zijn beide broers Albrecht III en Leopold III in 1379 een verdelingsverdrag, krachtens hetwelk de afstammelingen van de eerste (de zgn. Albertinische Linie) Oostenrijk en die van de laatste (de Leopoldinische Linie) Stiermarken, Karinthië, de Krain en Tirol zouden verwerven. De laatste landen werden in 1382 nog vermeerderd met Triëst; Albrecht V, die van 1438-1439 Duits keizer was (Albrecht II), huwde met de dochter van keizer Sigismund en erfde daardoor Bohemen en Hongarije, die na de dood in 1457 van zijn zoon Ladislaus Posthumus echter, de laatste Habsburger in de Albertinische linie, weer verloren gingen. Bovendien hadden de Habsburgs in de 14de en 15de eeuw hun Zwitsers bezittingen door de opstand der Woudkantons alle weer verloren (z Zwitserland, geschiedenis).
Nu werd echter het hoofd van de Leopoldinische Linie, Frederik V, keizer (Frederik* III) en sedert bleef de Duitse kroon tot 1806 met een kleine onderbreking van 1742-1745 in het Habsburgse geslacht. Hij en zijn zoon Maximiliaan I erfden ook successievelijk alle Habsburgse erflanden. Vandaar, alsmede door Maximiliaans huwelijk, het trotse devies van Frederik III: A.E.I.O.U. = Austriae est imperare orbi universo of: Alles Erdreich ist Oesterreich unterthan. Deze Maximiliaan I (Duits keizer sedert 1493), verwierf nl. door zijn huwelijk met Maria van Bourgondië een aanmerkelijke uitbreiding van grondgebied: de Nederlanden en Franche Comté. Zijn zoon Philips de Schone verkreeg door zijn huwelijk met Johanna van Aragon de kroon van Gastilië en overleed in 1506. Nu kwam er een splitsing in de familie en de bezittingen. Philips* oudste zoon Karel verkreeg de Spaanse en Bourgondische landen en werd in 1519 als Karel V keizer van Duitsland.
De broeder van deze verwierf als Ferdinand I de Oostenrijks-Duitse landen, waaraan hij door zijn huwelijk met Anna, een zuster van Lodewijk II, laatste koning van Hongarije en Bohemen uit het Huis der Jagellonen, zowel deze koninkrijken als Moravië, Silezië en de Lausitz toevoegde. De Spaanse lijn is in 1700 met koning Karel II uitgestorven.
Ferdinand I werd in 1556 Duits keizer, nadat hij twee jaar te voren een tweede Habsburgs familie-verdelingstractaat tot stand gebracht had, krachtens hetwelk zijn oudste zoon,Maximiliaan II, Oostenrijk, Bohemen, Hongarije en de keizerskroon zou erlangen, zijn tweede, Ferdinand, Tirol en zijn jongste, Karel, Stiermarken, Karinthië en de Krain zou krijgen. De eerste staak stierf in 1621 uit, de afstammelingen van Ferdinand hadden geen recht om op te volgen, waardoor Karels zoon, Ferdinand van Stiermarken, die van 1619-1637 als Ferdinand* II Duits keizer was, wederom alle takken van het Huis Habsburg verenigde. Deze Ferdinand II heeft korte tijd (1625-1632) kans gehad zijn keizerlijke macht overal in Duitsland te doen gelden (z Dertigjarige Oorlog), maar weldra was de macht der Habsburgs weer tot hun familiegoederen beperkt. Onder de langdurige regering van Leopold I (1658-1705) werden Turks-Hongarije, Zevenburgen en Kroatië veroverd, waardoor de Habsburgse monarchie weer een grote mogendheid werd. De poging om na het uitsterven van de Spaanse tak het rijk van Karel V te herstellen (z Spaanse Successieoorlog) mislukte, maar onder Karel VI (1711-1740) werden Napels en Sicilië, Milaan en de Zuidelijke Nederlanden uit de Spaanse erfenis verkegen (1714), het eerstgenoemde land echter tijdelijk. Deze keizer was echter de laatste mannelijke afstammeling van zijn huis. Zijn dochter Maria Theresia (1740-1780) had grote moeite haar bezittingen in de Oostenrijkse Successieoorlog te verdedigen.
In 1780 stierf dus het eigenlijke Huis Habsburg uit en begon — door het huwelijk van Maria Theresia met Frans Stefanus van Lotharingen — het Huis Habsburg-Lotharingen (zie stamboom). De tweede keizer uit dit geslacht, Leopold II (1790-1792) werd de stamvader van verscheidene staken. Zijn broeder Ferdinand stichtte bovendien het Huis Oostenrijk-Este, dat van 1814-1859 in Modena regeerde en in 1875 de mannelijke lijn uitstierf. De zoons van Leopold II waren:
1. keizer Frans* II, die in 1804 keizer van Oostenrijk werd (Frans I) en in 1806 de Duitse kroon neerlegde; van hem stamden de Oostenrijkse keizers en de tegenwoordige Oostenrijkse troonpretendent aartshertog Frans Jozef Otto (1912) af;
2. Ferdinand van Toscane (1790-1801 en 1814-1824): hij was de stamvader van het Huis Habsburg-Toscane, dat tot de stichting van het koninkrijk Italië (1859) in genoemd groothertogdom regeerde (zie stamboom);
3. Karel van Teschen, wiens kleinzoon aartshertog Frederik van 1914-1916 opperbevelhebber van de Oostenrijks-Hongaarse legers was;
4. Jozef, wiens gelijknamige kleinzoon tegenwoordig familiehoofd is; en
5. Rainer, wiens lijn in 1913 uitstierf.
DR J. S. BARTSTRA
Bronnen: Monumen a Habsburgica (5 dln, 1854-1858); Regesta Habsburgica (3 dln, 1905-1924).
Lit.: E. v. Lichnowsky, Geschichte des Hauses H. (8 dln, 1836-1844); Weihrich, Stammtafel zur Gesch. des Hauses H. (1893) ; Schulte, Gesch. der Habsburger in den ersten drei Jahrhunderten (1887); O. Rubbrecht, L’origine du type familial de la maison de Habsbourg (1910); Von Kahler, Das Geschlecht H. (1919); G. Turba, Beiträge z. Gesch. der Habsburger (3 dln, 1899-1901); Idem, Gesch. d. Thronfolgerechts in allen Habsb.
Ländern 1156-1732 (1903); Prinz Adalbert von Bayern, Das Ende der H. in Spanien (2 dln, 1929); G. Pollatschek, Habsburger Legenden (1937); W. Strohmayer, Die Vererbung d. Habsb. Familientypus (1937); J. de Stuers, Aperçu hist, sur la dynastie de H. (1942); H. Steinacker, Zur Herkunft und ältesten Gesch. der Habsburger (in: Ztschr. f. d.
Gesch. des Oberrheins N.T. XIX, 1904).