Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SIBERG, joannes

betekenis & definitie

Ned. koloniaal bewindsman (Rotterdam 14 Oct. 1740 - Batavia 18 Juni 1817) vertrok in 1758 als constabelsmaat naar Indië.

Hij werd in 1776 opperkoopman en commandeur van Sumatra’s Westkust en was van 1780-1787 gouverneur van Java’s N.O.-kust, terwijl hij inmiddels in 1782 tot raad extra-ordinair van Ned.-Indië was benoemd. In 1791 werd hij raad-ordinair en in 1793 directeur-generaal ad interim, welk ambt hij echter wederrechtelijk bekleedde, daar reeds in 1791 Van de Graaff tot deze post geroepen was. Zijn schoonvader, de gouverneur-generaal Alting, wist te bewerken, dat Siberg tevens tot commissaris-generaal werd benoemd, welke betrekking hij tot 1799 bekleedde.

In 1801 trad hij op als waarnemend G.-G. en in 1802 werd hij in deze waardigheid bevestigd. Onder zijn bestuur hadden onlusten in Bantam en Cheribon plaats. De ambtenaarsmisbruiken tierden welig en Siberg deelde in het wantrouwen tegen zijn integriteit. Nadat hij meermalen ontslag had gevraagd, werd hem dit in 1804 verleend en trad hij 15 juni 1805 af. Tot zijn dood, 12 jaar later, bleef hij te Batavia wonen, waar hij nog een grote en vaak heilloze invloed uitoefende.

Lit.: F. W. Stapel, De G.-G.’s van Nederlands-Indië (1941).

< >