(1) is de benaming van een (hoge) klasse in een ridderorde; de commandeurs dragen het ordeteken „en sautoir” (om de hals). In het voormalige Duitse leger was commandeur de bevelhebber van een troepenafdeling van bataljon, regiment, afdeling af naar hoger eenheden.
(2, zeewezen), Eng. „commodore”, is een tijdelijke rang bij de oorlogsmarines, tussen die van kapitein ter zee en schout bij nacht in. De titel dateert in Nederland van het eind der 16de eeuw en kwam in gebruik voor officieren, die een tijdelijk, zelfstandig commando voerden over een verband of enkel schip, onafhankelijk van hun rang in het vaste officierskorps. Zo kende men naast de commandeur, die een eskader aanvoert, ook de commandeur, tijdelijk bevelhebber van een oorlogsschip, ingehuurde koopvaarder, brander, behoeftevaartuig, detachement mariniers of zelfs van de vlotten en schuiten op een admiraliteitswerf. In het eind van de 17de eeuw namen andere landen de commandeursrang van Nederland over, Engeland eerst onder de regering van Willem III.
In 1814 werd de commandeur als vaste rang bij de Koninklijke Marine ingevoerd, maar in 1828 weer opgeheven, waarna hij voorlopig uit de Nederlandse zeemacht verdween en werd vervangen door de weinig gelukkige constructie van de „kapitein ter zee, eskader- of divisiecommandant”, welke de drager geen hogere militaire rang verleent, maar slechts een zekere voorrang insluit op het gebied van ceremonieel en préséance. De „commandeur” is nog behouden op de marinewerven, in de betekenis van onderbaas of opzichter.
In overeenstemming met het Britse gebruik wordt aan de oudste kapitein van een stoomvaartmaatschappij wel de titel „commodore” verleend. Gemis aan kennis van de geschiedenis van het Nederlandse zeewezen mag oorzaak zijn, dat men deze titel heeft verkozen boven het oorspronkelijke, Nederlandse „commandeur”, waarvan het Engelse woord een navolging en vermoedelijk een verbastering is.
KAPT. t. z. JHR H. A. VAN FOREEST
Lit.: J. E. Elias, Schetsen uit de geschiedenis van ons zeewezen, 6 dln, 1916-’30); J. J.
Backer Dirks, De Ned. Zeemacht in hare versch. tijdperken geschetst, 2de dr., (1890); G. Wells, Naval customs and Traditions (1930).