uit de militaire dienst kan door de militaire rechter als een bijkomende straf worden opgelegd bij elke veroordeling van een militair tot de doodstraf of tot gevangenisstraf, indien de rechter die militair op grond van het begane feit ongeschikt acht in de militaire stand te blijven. Dit ontslag wordt uitgesproken hetzij met, hetzij zonder ontzetting van de bevoegdheid, bij de gewapende macht te dienen.
Het verschil tussen deze beide vormen is hierin gelegen, dat degene die ontslagen is „met ontzetting” nimmermeer voor herplaatsing bij de krijgsmacht in aanmerking komt, terwijl degene die ontslagen is „zonder ontzetting” in bijzondere gevallen, ter beoordeling van de betrokken minister, kan worden opgeroepen als dienstplichtige of kan worden toegelaten tot een vrijwillige verbintenis.Een minder militair die door herhaald wangedrag blijkt ongevoelig te zijn voor krijgstuchtelijke bestraffing, of wiens liederlijkheid hem onwaardig maakt in de militaire stand te blijven, kan ook zonder tussenkomst van de militaire rechter verwijderd worden. De minister is bevoegd hem deswege op voordracht van zijn commandant uit de dienst weg te jagen (art. 69 Wet op de Krijgstucht) (z militair strafrecht).
MR H. H. A. DE GRAAFF.