Vlaams schilder, vnl. van godsdienstige en mythologische voorstellingen (Antwerpen 1571 - begr. 21 Mrt 1651), werd in het schildersgenootschap in zijn geboortestad in 1603 als leerling, in 1608 als meester ingeschreven. Men veronderstelt dat hij van 1611 tot ’20 grotendeels in Italië verbleef; te Antwerpen werd hij later opgenomen in het genootschap van hen die te Rome verbleven.
R. de Piles spreekt van een verblijf in Italië, en op een gravure van zijn portret door De Jode staat vermeld dat hij in Italië en Spanje verbleef. Na 1621 woonde hij weer in Antwerpen. J. von Sandrart, die hem gekend moet hebben, zegt dat hij te Rome in de trant van Manfredi schilderde, wat niet hetzelfde is als op de wijze van Caravaggio.Zijn stijl is zeer plastisch, hij rondt de figuren op vaste wijze af en zijn vale vleestonen en hevige kleurentegenstelling verdwenen al spoedig. Hij nam toen de meer losse en tonige wijze van Rubens over en op het laatst schilderde hij in de trant van A. van Dijck. Zijn werk is vertegenwoordigd in musea te Wenen, Madrid en München en bevindt zich in kerken te Antwerpen, Gent en Brugge.
PROF. DR LEO VAN PUYVELDE
Lit.: J. von Sandrart Teutsche Akademie, dl I (Neurenberg 1675); Th. van Lerius Album der S. Lucasgilde (Antwerpen 1855); F. J. van den Branden, Gesch. der Antw. Schilderschool (Antwerpen 1888); G. Glück G. S., Jahrb. der Kunsth.
Sammlungen des allerh. Kaiserhauses, dl XXIV (Wenen1903); Roblot-Delonder, G. S., Gazette B.-A. 1930.
