Westduitse stad, hoofdstad van het Land Beieren, naar inwonertal de derde stad van Duitsland, telt (1951) 831 940 inw. (1939 841000; 1946 752000), van wie 78 pet R.K., 17 pct Evang. en 5 pct andersdenkenden. De stad ligt tussen de Alpen en de Donau op een hoogvlakte aan beide zijden van de Isar op 520 m hoogte en vormt een belangrijk spoorwegkruispunt van de lijnen Berlijn - Rome en Wenen - Parijs.
Tevens bezit München sedert 1948 weer een belangrijke internationale luchthaven.De omgeving van München is rijk aan natuurschoon (Theresiaweide, Nymphenburg, Isardal, Ammer-meer, Starnberger-meer, Dachauer Moos, de bossen ten Z. en ten W. van de stad), terwijl het hooggebergte slechts 40 km van de stad is verwijderd. De stad vormt daardoor het uitgangspunt voor toeristen in het gehele gebied van de Beierse en de Tiroler-Alpen. München is zetel van een R.K. aartsbisschop en zijn domkapittel, en van het Evangelisch opperconsistorium.
Stadsbeeld
München is ondanks de zware verwoestingen in Wereldoorlog II de voornaamste kunststad van Duitsland gebleven met vele architectonisch belangrijke gebouwen van de 15de tot de 20ste eeuw.
De oudste kerk der stad was de in 1181 gestichte S. Peterskirche (1368 ingewijd), in 1750 door Gunetsrhainer, Stuber en Zimmermann van binnen in Rococo-stijl herschapen (in Wereldoorlog II zo goed als geheel verloren). De mooie toren van het in 1864 en 1935 herstelde Alte Rathaus (1470 door Jörg Ganghofer, de bouwmeester van de Frauenkirche) werd eveneens verwoest. Van zijn oude dans- en feestzaal, waar zich vroeger de 16 figuren der Morisquedansers door Erasmus Grasser bevonden, staan nog slechts de buitenmuren overeind.
In 1468 legde hertog Sigmund (regeerde 1460-’67) de grondsteen van de machtige Laatgothische Frauenkirche (Dom zu Uns. Lieb. Frau), een in 1494 ingewijde driebeukige hallenkerk in donkerrode baksteen door Jörg Ganghofer (gest. 1488) ; de twee 99 m hoge westtorens kregen hun typische koepelvormige afdekkingen in 1525- Het dak, de gewelven en versieringen leden in Wereldoorlog II schade. De belangrijkste Middeleeuwse monumenten zijn echter bewaard gebleven, vooral het praalgraf in zwart marmer en brons van keizer „Ludwig des Bayern”, een ontwerp van Peter Gandid de Witte (1622), uitgevoerd door Hubert Gerhard en Hans Krumper. Het oudste gedeelte, de uitmuntende grafplaat (ca 1490-1500), wordt aan Erasmus Grasser toegeschreven. Belangrijke schilders uit deze tijd waren Gabriel Màlesskircher (gest. 1495) en Jan Pollack (gest. 1519).
Hertog Albrecht V (1528-79) legde de kern tot de kunststad München met haar rijke verzamelingen. De belangrijkste bouwwerken uit de Renaissance zijn de Münzhof (1565-67 door Wilh. Egkl) en het Antiquarium der Residenz (1569-71 door Jacopo Strada uit Mantua, van 1588-1600 door Friedr. Sustris en P. Candid tot 69 m lange feestzaal verbouwd; in Wereldoorlog II grotendeels verwoest). Friedr.
Sustris was ook de schepper van de grootse S. Michaels-Hofkirche (1583-97), de Duitse variant der Gesù-kerk in Rome (gewelf in Wereldoorlog II ingestort, stucwerk vernield) ; in een nis tussen de twee portalen bevindt zich de prachtige bronzen figuur van de H. Michael (1588) door Hubert Gerhardt, Maximilian I (1573-1651) stimuleerde de uitbreiding der Residenz rondom de Kaiserhof (1611-’19, onder leiding van Peter Candid de Witte uit Brugge).
In de Barok deed zich de invloed der Italiaanse en Franse cultuur gelden: Agostino Barelli bouwde van 1663-’75 de Theatinerkirche zum H. Cajetan, de koepel en torens zijn van Enrico Zuccalli (1690) ; de façade werd pas in 1767 door François Cuvilliés voltooid, de bouwmeester van de Amalienburg (1734-’37) in het park van Nymphenburg. Cuvilliés bracht met de versiering van de zgn. Reiche Zimmer in de Residenz het Rococo tot de grootste volmaaktheid. Een typisch voorbeeld van het Beiers Rococo is de S. Johann Nepomukkirche (i732-’46 door de gebr.
Gosmas en Quirin Asam) met het woonhuis der gebr. Asam er naast (prachtige gevel bewaard), die ook de Heiliggeistkirche, een driebeukige hallenkerk uit de 15de eeuw, tussen 1724 en ’30 vernieuwden (in Wereldoorlog II zwaar beschadigd). Behalve de Dreifaltigkeitskirche (1711-’26 door Giovanni Viscardi) moeten nog de S. Anna-Damenstiftskirche (1732—’35 door J. B. Gunetsrhainer) en S.
Anna auf dem Lehel (1727-30 door Joh. Mich. Fischer) genoemd worden.
In 1715 werd Josef Effher tot hof bouwmeester benoemd; hij leidde de werkzaamheden in Schleissheim (Neues Schloss met schilderijen verzameling, in 1701 door Zuccalli begonnen, van 1719-27 door Jos. Effner voortgezet), de Residenz en Nympheribwrg (uitbouw vanaf 1716; sedert 1761 beroemde Porzellanmanufaktur onder artistieke leiding van Anton Bustelli). Het voornaamste particuliere gebouw door Effner was het paleis Preysing (i720-25, gevel bewaard). De belangrijkste beeldhouwer in deze tijd was Ignaz Günther (1725-75).
(tekst ontbreekt….)
Ein Jahrh. München 1800-1900 (1919, 2 dln, 1922); A. Weese, M. Berühmte Kunststätten, 69-70, 3de ed. (Leipzig 1925) met oudere lit.; R. Oldenbourg u. H.
Uhde Bernays, Die M. Malerei im 19. Jahrhdt., 2 dln (München 1922-27); H. Karlinger, M. u. d. deutsche Kunst d. 19. Jahrhdts (1933); H. O.
Laber, Ausländ. Künstler in Bayern v. Anf. d. 16. bis Ende d. 18. Jahrhdts, diss. München (Augsburg 1936); E. Franz, M. als deutsche Kulturstadt im 19.
Jahrhdt. (1936); A. Alckens, Die Kirnst in M., dl 1 e.v. (1938 e.v.); N. Lieb, M. Barockbaumeister, Forsch, z. deutschen Kunstgesch., 35 (1941); H. Eckstein, Maler u. Bildhauer in M. (1946); L.
Rosenberger, Die Frauenkirche in M. (1947); G. Li 11, M. im Bild (1948); H. Fischer, M. nach d. 2. Weltkrieg (1948); M., Merian, Städte u. Landsch., 16 (1949); Over geschiedenis der musea: Bayrische Kulturpflege, Beitr. z. Gesch. d. schön.
Künste i. B., uitg. d. Bayr. Staatsmin. f. Unterricht u. Kultus (1949); H.
Kreisel, M., Die Stadt als Kunstwerk. Deutsche Lande, D. Kunst, nieuwe uitgave (1950); K. Baedeker, M., 2de geheel nieuwe ed. (1950); Dehio-Gall, Handbuch d. deutsch. Kunstdenkmäler, 6, Oberbayern (1952).
Vrede van München
Op 29 Sept. 1938 vond te München een conferentie plaats tussen de regeringsleiders van Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland en Italië, resp. Chamberlain, Daladier, Hitler en Mussolini, om een einde te maken aan de spanning, ontstaan door de Duitse eisen aan Tsjechoslowakije. Sedert de Anschluss van Oostenrijk (12 Mrt 1938) had Duitsland met steeds meer nadruk zijn aanspraken doen horen op de Sudeten-Duitse gebieden van Tsjechoslowakije en het stond te vrezen, dat tussen beide staten een gewapend conflict zou uitbreken, waarin als gevolg van het bestaande verdragenstelsel ook Frankrijk en Engeland zouden worden meegesleept. In Aug. zond de Britse regering Lord Runciman naar Praag, om te bemiddelen tussen de Tsjechische regering en de Sudeten-Duitsers. Op 15 Sept. bracht Chamberlain zelf een bezoek aan Hitler te Berchtesgaden, terwijl 22 Sept. te Godesberg een nieuwe bespreking tussen beide staatslieden plaatsvond. In feite was men toen reeds tot overeenstemming gekomen over de afstand van het Sudetenland door Tsjechoslowakije aan Duitsland.
Ook Frankrijk en Tsjechoslowakije zelf legden zich hierbij neer. Verschil bleef echter bestaan over de modaliteiten: moest de gebiedsoverdracht door onderhandelingen tot stand komen of door (bedreiging met) geweld? Berlijn stelde ultimatieve eisen met als uiterste termijn 1 Oct. Een oorlog scheen bijna onafwendbaar. Chamberlain deed nu door tussenkomst van Mussolini een laatste beroep op Hitler. Deze belegde hierop bovenbedoelde bijeenkomst te München. Daar werd volledige overeenstemming bereikt. Het Sudetenland zou van 1 Oct. af etappegewijs door de Duitsers worden bezet; in bepaalde gebieden zou een volksstemming worden gehouden; Engeland en Frankrijk garandeerden de nieuwe grenzen van Tsjechoslowakije; de territoriale eisen van Polen en Hongarije zouden nader besproken worden; was ten aanzien hiervan een oplossing bereikt, dan zouden ook Duitsland en Italië een garantie aan Tsjechoslowakije geven.
In vrijwel de gehele wereld heerste grote vreugde over de afwending van het oorlogsgevaar, en Chamberlain was de held van de dag. Slechts enkelen, onder wie Churchill en Eden, waarschuwden tegen het toegeven aan de Duitse machts- en landhonger. Toen in Mrt van het volgende jaar Duitsland echter, tegen alle plechtige beloften in, Bohemen en Moravië bezette, en toen in Sept. d.a.v. Wereldoorlog II uitbrak, werd „München” het symbool van een kortzichtige „appeasement”politiek, die onbedoeld juist de oorlog naderbij brengt.