Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

LEO

betekenis & definitie

naam van dertien pausen der R.K. Kerk.

Leo I,

de Grote (440 - Rome 10 Nov. 461), heilige, werd waarschijnlijk in Toscane geboren en vertoefde sedert 420 te Rome. In zijn strijd met bisschop Hilarius wist hij in 445 door keizer Valentinianus III zijn heerschappij over de gehele Kerk te laten erkennen. Hij greep ordenend in in de hiërarchische regelingen in Noord-Afrika, Gallië en Illyrië. Door zijn Epistola dogmatica ad Flavianum nam hij deel aan de Eutychiaanse strijd en op de synode te Chalcedon in 451 bewerkte hij de veroordeling van de leer van Eutychus. Naar verhaald wordt, bewoog hij in 452 Attila bij Mantua tot de aftocht en bewerkte in 455 dat de Vandaalse koning Genserik het veroverde Rome zachter behandelde. Zijn gedachtenis wordt gevierd op 11 Apr. en 28 Juni. Benedictus XIV verhief hem tot Doctor Ecclesiae. Men heeft van hem 96 preken en 173 brieven, die door Quesnel (2de dr., 2 dln, 1700) en door P. en H. Ballerini (3 dln, 1753-1757) uitgegeven zijn. Zijn preken behoren tot de schoonste Latijnse teksten uit de kerkelijke oudheid.

Lit.: T. G. Jalland, Life of St. Leo the Great (1941).

Leo II

(682-683), Heilige, afkomstig van Sicilië, verbeterde het Gregoriaanse kerkgezang. Hij bekrachtigde de besluiten van het algemeen concilie van Constantinopel en vertaalde de acten daarvan in het Latijn. Feestdag 28 Juni, sinds 1922 3 Juli.

Leo IIl

(795-816), Romein, nam, door een partij te Rome bedreigd, in 799 de wijk naar Karel de Grote te Paderborn, die in 800 een Synode belegde in de Pieterskerk te Rome, ten einde de overtredingen te onderzoeken, waarvan Leo beticht werd. De Synode verklaarde echter, dat het hoofd der Kerk verheven was boven ieder vonnis, en Leo zuiverde zich vrijwillig door een eed, waarna Karel hem in zijn rechten herstelde. 25 Dec. 800 zette Leo Karel de keizerskroon op het hoofd. Zijn brieven zijn in de Bibliotheca rerum Germanicarum, IV (1867) van Jaffé opgenomen. Hij werd in 1673 heiligverklaard. Feestdag 12 Juni.

Leo IV

(847 - 10 Oct. 855), Heilige, Romein, vergrootte Rome met de voorstad Civitas Leonina. Onder zijn opperste leiding bevocht de Zuiditaliaanse vloot een overwinning bij Ostia op de Saracenen (849), waarop Leo op de plaats van het verwoeste Centumcellae een nieuwe versterkte stad Leopolis, het latere Civitavecchia, aanlegde. Feestdag 17 Juli.

Leo V

(gekozen 903) regeerde slechts 40 dagen, werd door zijn opvolger verdreven en overleed in de gevangenis op 5 Sept. 903.

Leo VI

(928 - 5 Febr. 929) en Leo VII (936 Juli 939) leefden in de onrustige tijd van Theodora en Marozia en waren politiek afhankelijk van Alberik. Leo VII bevorderde de hervormingsbeweging van Cluny.

Leo Vlll

(963 - Mrt 965) werd door keizer Otto in plaats van Johannes XII tot paus benoemd; hij kon echter alleen door de hulp van de keizer zijn gezag op de Heilige Stoel handhaven.

Leo IX

(1049-1054), Heilige, vroeger graaf Bruno van Egisheim (Egisheim bij Kolmar 21 Juni 1002-Rome 19 Apr. 1054), aartsbisschop van Toul, werd door de invloed van Hendrik III te Worms gekozen, liet zich echter in Rome door de clerus en het volk herkiezen en daarna wijden. Hij begon, op raad van Hildebrand, de strijd tegen de simonie en tegen het huwelijk der geestelijken. In de oorlog tegen de Noormannen leed hij de nederlaag en werd gevangengenomen. Kort na zijn vrijlating overleed hij. Van hem zijn brieven, leerredenen en decretalen bewaard gebleven (Migne, P.L. 143).

Leo X,

eigenlijk Giovanni dei Medici (Florence ii Dec. 1475 - Rome 1 Dec. 1521), tweede zoon van Lorenzo del Medici. In 1488 tot kardinaal benoemd, reisde hij naar Bologna, Duitsland en Frankrijk. Paus Julius II benoemde hem tot stadhouder van Perugia en plaatste hem in 1511 onder de titel van legaat van Bologna aan het hoofd van het pauselijk leger in de Heilige Ligue tegen Frankrijk. Na de dood van Julius II beklom hij in 1513 als Leo X de pauselijke zetel. Als zodanig bevorderde hij met kracht kunsten en wetenschappen. Hij herstelde de universiteit te Rome. In de buitenlandse politiek streefde hij er naar de Kerkelijke Staat te vergroten en het geslacht der Medici’s het overwicht in Italië te verschaffen. Hij trachtte de buitenlandse machten tegen elkaar in evenwicht te houden. In 1515 haalde hij Frans I, op een samenkomst te Bologna, over tot opheffing der Pragmatieke Sanctie en tot het sluiten van een concordaat, waardoor de vrije keuze van de abten en bisschoppen in Frankrijk ten gunste van de paus en de koning opgeheven werd. Hij verenigde het hertogdom Urbino met de Kerkelijke Staat. Aanvankelijk scheen hij de betekenis van de Hervorming te onderschatten, later trachtte hij tevergeefs haar door de banbul van 15 Juni 1520 tegen te gaan. Zijn pogingen alle Christelijke vorsten tot een Kruistocht tegen sultan Selim, die zich van Egypte meester gemaakt had, te verenigen, waren eveneens vruchteloos. Om de macht van Frankrijk in Italië te knotten, sloot hij 8 Mei 1521 een verbond met de keizer om het gezag van de familie Sforza in Milaan te herstellen en nam een Zwitsers leger in dienst. Parma en Piacenza werden veroverd en in de Kerkelijke Staat ingelijfd. De Bondgenoten trokken, zonder weerstand te ontmoeten, in Milaan en namen het gebied van de hertog van Ferrara in bezit, over wie, wegens zijn bondgenootschap met Frankrijk, Leo de ban uitsprak.

Lit.: E. Rodocanachi, Le pontificat de Léon X (1931); D. Gnoli, La Roma di Leone X (1938).

Leo XI,

eigenlijk Alessandro Ottaviano dei Medici (Florence 2 Juli 1535-Rome 27 Apr. 1605), aartsbisschop en kardinaal van Florence, werd i Apr. 1605 paus en overleed na een regering van 27 dagen.

Leo XII,

eigenlijk Annibale della Genga (La Genga, bij Spoleto, 22 Aug. 1760-Rome 10 Febr. 1829), was eerst als nuntius van Pius VII te Augsburg en te Keulen werkzaam. In 1816 werd hij kardinaal en in 1823 zag hij zich gekozen tot paus. Hij sprak het anathema uit over de Vrijmetselarij en de Bijbelgenootschappen, hergaf aan de Jezuïeten hun Collegium Romanum (1824) en bevorderde herstel der missie onder de heidenen. Hij sloot in 1827 een concordaat met Willem I van Nederland, dat nooit werd uitgevoerd.

Leo XIII

eigenlijk Gioacchino Vincenzo Pecci (Carpineto 2 Mrt 1810 - Rome 20 Aug. 1903), werd door Gregorius XVI benoemd tot huisprelaat en vervolgens tot legaat in Benevento, daarna legaat te Spoleto en vervolgens te Perugia, dan aartsbisschop van Damiate in partibus infidelium en in 1843 vertrok hij als nuntius naar Brussel, waar hij de onafhankelijkheid der R.K. Kerk in België bevorderde. In 1846 werd hij aartsbisschop van Perugia, in 1853 kardinaal en in 1876 camerlengo. Als zodanig bestuurde hij na het overlijden van Pius IX (7 Febr. 1878) de zaken van de H. Stoel en werd na een conclave van slechts 1½ dag tot paus gekozen. Zonder het standpunt van protest, door zijn voorganger ingenomen, te verlaten, verdedigde hij de zaak van het pausdom in zachter en inschikkelijker vormen. Hij benoemde gematigde personen als Franchi en Jacobi tot staatssecretaris, knoopte betrekkingen aan met de wereldlijke vorsten en zocht de bestaande moeilijkheden geleidelijk uit de weg te ruimen. Dit gelukte hem vooral met Pruisen, waar de Kulturkampf onder zijn medewerking geëindigd werd. Met Bismarck stond hij in zulk een goede verhouding, dat deze hem in 1885 het ambt van scheidsrechter in de strijd met Spanje over de Carolinen opdroeg. Ten opzichte van Italië handhaafde hij zijn eisen omtrent het herstel van de wereldlijke macht van de paus. Van veel belang was zijn werken voor de organisatie van de kerkelijke toestanden in Azië, Amerika en Australië en zeer groot is het aantal door hem aldaar opgerichte aartsbisdommen en bisdommen. In talrijke encyclieken (in hoofdzaak door hemzelf geschreven) gaf hij richtlijnen voor het godsdienstige, culturele en sociale leven. Bekend zijn zijn encyclieken Arcanum divinae sapientiae (1880) over het Christelijke huwelijk, Immortale Dei (1885) over de verhouding tussen Kerk en Staat, Libertas praestantissimum (1888) over de menselijke vrijheid, Satis cognitum (1896) over de hereniging met de afgescheiden kerken. Hij bevorderde wetenschappelijke studiën. In 1883 stelde hij de archieven van het Vaticaan open voor geschiedkundige nasporingen. Ook heeft hij zelf, meest Latijnse, gedichten vervaardigd. Door zijn encycliek Aeterni Putris over de scholastieke wijsbegeerte (1879) wees hij aan de studie van Thomas van Aquino een geheel bijzondere plaats toe. Voor de kwesties van Bijbelcritiek en de Bijbelstudie stelde hij de Bijbelcommissie in. De Vaticaanse sterrenwacht werd door hem gereorganiseerd. Hij stelde pogingen in het werk de sociale toestanden te verbeteren; zijn meest bekende encycliek Rerum Novarum (1891) is aan het arbeidersvraagstuk gewijd. In zijn internationale politiek naderde hij sedert 1892 Frankrijk meer en meer en verzocht de Katholieken van dat land zich met de republiek te verzoenen („ralliement”). Daarentegen bewerkte de paus in 1894 in Hongarije, dat de geestelijkheid zich hardnekkig tegen de kerkelijke wetgeving van het liberale ministerie-Wekerle verzette.

Lit.: E. Soderini, II pontificato di L. XIII, 3 dln (Milano 1932-’33, onvoltooid).

< >