is een der Nederlandse Wadden-eilanden, tegenover de noordkust van Friesland gelegen, vormt een Friese gemeente van 2593 ha met (1952) 819 inw., v. w. 83 pct Prot., 2 pct R.K. en 15 pct andersdenkenden. Het bezit een ellipsvormige gedaante, waarvan de grootste lengte ca 14 km, de grootste breedte 4 km bedraagt, en heeft een strand.
De grootste noordelijke helft van het eiland wordt ingenomen door hoge duinen, aan de zuidelijke kant van deze duinketen ligt het dorp Schiermonnikoog. Midden in het dorp is een wandelpark. Het oostelijk gedeelte van het eiland wordt ingenomen door een polder met enige boerderijen en een eendenkooi. In de duinen staan twee lichttorens uit 1854 (waarvan de zuidelijkste richtte zich niet alleen tegen de dialectische theologie, m.n. van K. Barth, maar verzweeg ook niet zijn critiek op wat hij onoprechtheid achtte in kerkelijke kringen in Nederland. Doch even onverbloemd bestreed hij het nationaal-socialisme en hij ging daarmee dapper door na de Duitse invasie in 1940.Dit kostte hem maandenlange gevangenschap in dat jaar; zijn weekblad De Reformatie, dat in enkele weken een nationale reputatie verwierf, werd verboden en na zijn vrijlating werd hem een publicatie-verbod opgelegd. Schilder’s hele leven en theologiseren waren een intens gevecht met het nihilisme. Daarom was hij, die in een milieu waar hij dit kwaad niet zag rondwaren de zachtmoedigheid zelf was, toch telkens profeet van fel radicalisme; hij vergde van de Kerk, dat zij haar belijdenis voor honderd procent serieus zou nemen; stelde, dat iedere binding aan wetenschappelijke meningen de Kerk waardeloos maakt; wilde de leer aangaande de Kerk bevrijden van het uitgaan van de empirische Kerk (vgl. zijn critiek op onderscheidingen als van ecclesia visibilis en invisibilis, militans en triumphans en op de pluriformiteitsleer) en deed hartstochtelijk mee aan de pogingen om Kuyper’s leer van de gemene gratie te corrigeren (één term onvoldoende om de prolongatie der wereld te typeren: niet alleen genade, óók oordeel). Met name de critiek op Kuyper is hem in eigen kring niet altijd dankbaar afgenomen.
Bibl.: Zur Begriffsgeschichte des „Paradoxon” mit besonderer Berücksichtigung Calvins und des nach-Kierkegaardschen „Paradoxon”, diss. (1933); Kerktaal en Leven (1923); Licht in de rook (1923); De openbaring van Joh. en het sociale leven (1924); Bij dichters en schriftgeleerden (1927); Christus in zijn lijden, 3 dln (1930); Looze kalk (1946); Heidelb. Catech. I (1947), II (1949), III (1950). IV (1951); Christus en cultuur (1948); Om woord en kerk (verzameld werk) I (1948), II (1949), III (1951); Bezet Bezit (1946, de publicaties over de Duitsers en het nat.-soc. in De Reformatie van 1940). In de genoemde diss. is te vinden een bibliogr. tot 1933; zie ook Almanak Studentencorps Theol. Hogeschool, Kampen, Broederweg (1953).