Noordhollandse gemeente, groot 1953 ha, met (1952) 4780 inw., van wie (1947) 48 pct Prot., 27 pct R.K. en 25 pct andersdenkenden, ligt op de zeeklei en leeft van landbouw, veeteelt, handel en nijverheid (bloeiende wekelijkse veemarkt). Tot de gemeente behoort het stadje Schagen (1952 3890 inw.), de buurt De Nes (100 inw.), een aantal gehuchten en de polder Burghorn.
Het stadje Schagen, een van de fraaiste plaatsen van West-Friesland, ligt aan de spoorlijn van Alkmaar naar Den Helder. Het middelpunt van de plaats is het Marktterrein, met het stadhuis en de Herv. kerk (met een graftombe voor heer Jan van Schagen en zijn gemalin). Twee torens vormen het overblijfsel van het voormalig kasteel, dat in 1440 door Willem, een natuurlijke zoon van hertog Albrecht van Beieren, werd gebouwd en in 1820 werd gesloopt. In de 12de eeuw was Schagen reeds een plaats van enige betekenis, in 1415 kreeg het stadsrechten.
Lit.: D. Burger van Schoorel, Chronyk van de gantsche oude heerlykheydt van het dorp S. (Amsterdam 1710, herdr. achter de Chronyk v. d. stad Medemblik 1728 en 1736, en afz. Hoorn 1767).