Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-06-2022

Alkmaar

betekenis & definitie

gemeente in Noord-Holland met op 1451 ha (in 1946) 36 646 inw. (voor ruim 40 pct Protestants en bijna 40 pct R.K.), gelegen op de binnenrand der geestgronden, waarop ten Z. van de stad de Alkmaarder Hout en het Heiloër bos zijn gelegen, en ten dele in oostelijke richting zich in de klei van de Schermer uitbreidend. Spoorverbinding naar Amsterdam en naar Haarlem (beide geëlectrificeerd sedert 1931) en naar Helder en Hoorn-Enkhuizen.

Trams en autobussen met Beverwijk en Haarlem, met Egmond a.Z., met Bergen-Binnen en Bergen a.Z., met Schagen en met de Schermer en de Beemster. Gelegen aan het Groot Noordhollandsch kanaal en door tal van andere kanalen en door de ringvaarten van Schermer en Beemster verbonden met een wijde omgeving. Hierlangs heeft de aanvoer plaats naar de beroemde Vrijdagse Alkmaarse kaasmarkten, waarop de „Edammer kaas” wordt verhandeld. De kaasdragers, met hun gekleurde hoeden en het marktgewoel verlenen een levendig aspect, dat daardoor veel toeristen trekt.Belangrijk zijn ook de veemarkten en gewone markten. Vanouds marktcentrum voor Noord-Hollands Noorderkwartier. Alkmaar is ook de woonplaats voor vele kleine en grote renteniers uit dit gebied. Het bezit vele kerken van verschillende gezindten en goede onderwijsinrichtingen (gymnasium, R.K. lyceum, Rijks Hogere Burgerschool, Ambachtsschool). De voormalige cadettenschool is thans algemeen ziekenhuis, naast een reeds bestaand R.K. ziekenhuis. Het is zetel van arrondissementsrechtbank en kantongerecht. De industrie is er niet onbelangrijk: ijzer- en metaalgieterij, machines, scheepsbouw, papierwaren, houtbewerking, meubels, schoenen, cacao en chocolade, groentenconserven.

Alkmaar, dat reeds in de 13de eeuw stadsrecht kreeg, heeft veel van zijn oude gebouwen bewaard, zoals de vijf-beukige Grote- of St Laurenskerk, laat-gothische, in Brabantse trant, kruisbasiliek (1470-1512); een der bouwmeesters is de Mechelaar Ant. Keldermans; midden beuk houten gewelven, bakstenen met banden van Brabantse kalksteen en Bentheimersteen. Houten kruistorentje met klokkenspel uit 1688-1689 (Melchior de Haze, Antwerpen). Oude muurschildering; Laatste Oordeel, nu in Rijksmuseum, Amsterdam. Orgel naar ontwerp van Jacob van Campen (1641-’43). Houten tombe van Floris V. Kapelkerk (1536-1540) met goed gesneden preekstoel. Stadhuis, laat-gothisch (1509-1520) in 1694 vergroot; grijsjes van Romeyn d’Hooghe. Waag (oorspronkelijk kapel van H. Geesthuis) 1582 omgebouwd, stenen toren door Pieter Cornelisz. Kunst. Frontgebouw slecht vernieuwd (1582-’84). Accijnshuis (1622). Hof van Sonoy, voormalig begijnhof, tot woonhuis verbouwd, begin 17de eeuw. Andere 17de-eeuwse hofjes en provenhuizen en vele 16de- en i7de-eeuwse gevels. Stedelijk Museum: plaatselijke oudheden, 16de-, 17de- en 18de-eeuwse schilderijen, o.a. P. Saenredam, Inwendige der St Laurens.

De oudste berichten dateren uit de 11de eeuw. Er blijkt dan een kapel te bestaan, gesticht door de kerk van Heilo, die wederom een stichting was van de abdij Echternach. Een eeuw later is deze parochiekerk geworden, gewijd aan den H. Laurentius; zij behoorde aan den abt van Egmond, die in de verdere middeleeuwen het collatierecht van de pastoors heeft behouden.

Uit berichten van de 12de eeuw blijkt, dat de plaats destijds reeds een zeker marktcentrum voor de omgeving was en dat zij in 1162 —- blijkens een in dat jaar vervalste oorkonde — een zelfstandig rechtsdistrict (ambacht) vormde. Door haar ligging op de smalle strook geestgrond had zij strategische betekenis; in de strijd tussen de Hollandse graven en de Westfriezen (1113-’34, 1165, 1197) is zij uitvals- of invalspoort voor partijen geweest. Eerst de bouw van de Toornburg en andere versterkingen door Willem II en de onderwerping van Westfriesland door Floris V hebben Alkmaar voorgoed beveiligd.

De volledige ontwikkeling kreeg Alkmaar in 1254 door het stadsrechtprivilegie van Willem II, dat het Haarlemse stadsrecht van 1245 grotendeels woordelijk volgde. Het stadsbestuur heeft zich hier in de volgende eeuwen op dezelfde wijze ontwikkeld als in de andere Hollandse steden. Aanvankelijk hebben de gilden nog zekere invloed gehad — zij grepen in 1426 in de strijd tussen Jacoba van Beieren en Philips van Bourgondië ten gunste van de eerste in — maar weldra was hier de regering in handen van een vroedschap, waarvan de leden zich voor het leven hadden verbonden en de vacatures zelf aanvulden met dien verstande, dat zij de gewestelijke regering dubbeltallen aanboden, waaruit deze haar keuze deed. Deze aristocratische regeringsvorm is tot het einde van de Republiek blijven bestaan.

Begin 16de eeuw kan Alkmaar op grond van gegevens in de Enqueste en Informatie als een typisch marktcentrum voor een beperkte landelijke omgeving worden beschouwd; ingezetenen oefenden nog op kleine schaal het landbouw- of veeteeltbedrijf uit, deelden echter niet meer in de Oostzeevaart; kapitalen, door de ingezetenen allengs verworven, zijn in landerijen in de omgeving belegd.

Het beeld is misschien iets vertrokken door de buitengewone omstandigheden van die tijd. De grote crisis, die na de dood van Karel den Stoute in Holland heerste, is speciaal voor Alkmaar van grote invloed geweest; de stad werd in 1492 in de opstand van het Kaas- en Broodvolk meegesleept en na afloop zwaar gestraft. Zij werd ontmanteld, de privilegiën voor lange tijd ingetrokken. Een snelle wederopleving bleef begin 16de eeuw uit wegens de Gelderse oorlogen en de plundertochten der Friezen (o.a. van Grote Pier in 1517). Eerst in het algemene welvaartsherstel in het tweede kwart van de 16de eeuw heeft Alkmaar zijn aandeel gehad.

Daarna kwam de opstand. De bestorming van de stad door de Spanjaarden onder don Frederik werd in 1573 door de Geuzen, die zich onder leiding van Cabeljauw meester hadden gemaakt van de stad, afgeslagen, en het beleg werd daarop (8 Oct. 1573) door het wassende water opgeheven. Een belangrijk wapenfeit, na het verlies van Haarlem en zovele andere steden!

In de nieuw-georganiseerde gewestelijke Staten van Holland kreeg Alkmaar, dat vóór de opstand zelden in de Staten verscheen en van 1542-1572 zelfs uitgesloten was, zitting; in het dagelijks gewestelijk bestuur van het Noorderkwartier, dat ten gevolge van de Spaanse bezetting van Amsterdam en Haarlem georganiseerd moest worden en als College van Gecommitteerde Raden van het Noorderkwartier tot 1795 is blijven bestaan, kreeg het eveneens zitting, alsook in de Staten van het Noorderkwartier, die echter slechts zeer kort hebben gefunctionneerd. De gouverneur Sonoy, die het kwartier enige tijd heeft bestuurd, had zich te Alkmaar gevestigd.

De stad ging daarop een tijd van grote bloei tegemoet; zij werd uitgelegd, de meren in de omgeving drooggemaakt. De talloze fraaie gebouwen en schilderachtige wijken verrezen hier in de 17de en 18de eeuw en gaven de stad haar karakteristiek beeld.

In de grote bewegingen van de 17de en 18de eeuw is Alkmaar weinig op de voorgrond gekomen; de godsdiensttwisten tijdens het bestand zijn hier heftig geweest (Venator tegen Van Hille), in de Patriottentijd was Alkmaar een der meest antiprinsgezinde steden en heeft zij het eerst het — eertijds aan Willem IV toegekende — recommandatierecht afgeschaft en de magistraatsbestelling zelf ter hand genomen, welk voorbeeld daarop door de andere steden gevolgd is.

In de 19de eeuw heeft Alkmaar, dank zij haar economische structuur, lang haar karakter en uiterlijk behouden. Hoewel sinds het midden der eeuw veel stedeschoon verloren is gegaan, is tot in onze tijd veel van het oude stadsbeeld behouden gebleven.

DR P. A. MEILINK

Lit.: S. van Eikelenberg: Alkmaar en deszelfs geschiedenissen (1739); H. E. van Gelder, Een Noord-Holl. stad 1500-1540 (Bijdr. V. Gesch. IV Reeks VIII 419). Cf. ib. IX 187, 198; H. E. van Gelder, Aanteekeningen over Alkmaars monumenten (Buil. Oudh. Bond II S. II 1909 67; Th. P. H. Wortel, Oud Alkmaar, A’dam (Heemschutserie) 1943.

< >