Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

ROGGE

betekenis & definitie

(Secale cereale L.) is een landbouwgewas, behorend tot de familie der Gramineeën (zie granen). Volgens gegevens uit de literatuur is het gebruik van rogge als cultuurgewas nog niet zo erg oud.

Voor Europa begint de geschiedenis van de rogge in het Oosten. Met zekerheid is bekend, dat tegen het einde van het bronzen tijdperk rogge in Midden-Europa verbouwd werd. Volgens Vavilov moet men de oorsprong van het gewas zoeken in berggebieden van Turkestan en Perzië, waar Secale-variëteiten als „onkruid” voorkwamen (en nòg voorkomen!) in tarwe- en gerstvelden. Vanuit Rusland moet de roggeteelt zich verbreid hebben over Noord-Duitsland, Nederland, België en Groot-Brittannië.Rogge is een gewas voor de lichtere gronden, t.w. voor de zand- en dalgronden; het gewas is niet veeleisend t.a.v, bodem en klimaat. Men kent winter- en zomerrogge. De verbouw van winterrogge is het meest verbreid; zomerrogge wordt nog wel eens gezaaid als noodgewas, wanneer bijv. een of ander wintergewas „uitgewinterd” is, of wanneer door een of andere oorzaak het zaaien in het najaar achterwege gebleven is.

Winterrogge moet zo mogelijk vóór Oct. gezaaid worden — alleen dàn gaat de rogge voldoende sterk beworteld de winter in. Afhankelijk van klimaatsomstandigheden kan het gewas ongeveer einde Juli - begin Aug. geoogst worden. Opbrengsten: 2800 kg korrel en 4000 à 7000 kg stro per ha (gemiddeld voor Nederland). Aangezien de lichtere gronden het domein van de rogge-verbouw zijn, staan de provincies Drente, Overijsel, Gelderland, NoordBrabant en Limburg bovenaan wat de met rogge beteelde oppervlakte betreft. Deze nam, voor geheel Nederland, van ca 165.000 ha (1932) tot bijna 320.000 ha (1943) toe. Daarna nam het roggeareaal weer geleidelijk af tot ca 160.000 ha (1951).

Voor de verbouw van rogge (korrel) wordt overwegend het ras Petkuser gebruikt; voor de veevoeding wordt óók wel snijrogge verbouwd. De in het najaar gezaaide rogge wordt dan in het voorjaar gemaaid en in verse (groene) toestand vervoederd. Voor deze teeltwijze is Ottersumse (rogge) het meest geschikte ras.

Meestal dient de korrel op de gemengde bedrijven voor veevoeder en voor eigen, huishoudelijk, gebruik (roggebrood); het stro heeft als voedermiddel niet zo’n grote waarde als het stro van andere granen — het dient de boer in hoofdzaak als strooi-middel in de stallen. Dit is het geval op de bedrijven in de oostelijke en zuidelijke zandstreken van Nederland. In de veenkoloniën (Drente en Overijsel), waar men overwegend akkerbouwbedrijven aantreft, vindt de rogge via de handel in granen eveneens zijn weg naar de menselijke en dierlijke consumptie; het geoogste roggestro wordt geleverd aan strocartonfabrieken waar het verwerkt wordt tot carton voor velerlei doeleinden.

DR IR J. TEMME

< >