is de algemene naam voor de middeleeuwse berijmde verhalen uit de ridderwereld. Zij zijn rijk aan gevechten, galante avonturen en tournooien; zij werden door reizende speellieden voorgedragen aan de adellijke hoven, later ook onder de burgerij.
Hun functie van roman bleven zij echter nog eeuwen later vervullen in prozabewerkingen in de volksboeken. Het genre bloeide het vroegst en het hoogst in Frankrijk en is vooral in zijn oudste vormen verwant aan het zuivere epos, waarvan het zich allengs verwijdert in de richting van de avonturenroman. Naar de inhoud en daarmede samenhangend ook naar het karakter onderscheidt men de volgende groepen, die in Frankrijk achtereenvolgens ontstonden: de Frankische romans (zie ook chanson de geste), de pseudo-klassieke romans, de Keltische of Britse romans (zie ook Arthur) en de Oosterse romans. Toen omstreeks het midden van de 13de eeuw deze ontwikkeling was voltooid werden de verschillende groepen naast en door elkaar door vertalers bewerkt, zodat in de Nederlandse letterkunde geen ontwikkeling van de stof is aan te wijzen. Voor de ontwikkelingsgeschiedenis van het genre zie onder heldendicht.