(d.i. Bocht der rokende bronnen), hoofdstad van IJsland, gelegen op de zuidwestkust, telt (1949) 55 000 inw.
Het is de grootste stad en eerste haven van het eiland. Een deel van de overigens moderne stad bezit houten woningen. Reykjavik is de zetel van een universiteit (gesticht in 1911), een rechtbank, een bisschop, een bibliotheek met meer dan 125 000 delen en 8000 manuscripten, enkele musea, het Alting (het oudste parlement ter wereld) en heeft een vliegveld, waarvan tal van lijnen over het grote eiland naar Europa en Amerika lopen. Door de warme Golfstroom is het klimaat gematigd (3 gr. C. in Jan. en 11 gr. C. in Juli).
Voor de bevolking is visserij hoofdzaak, daarnaast de schapenteelt. Voorts is er wol- en visconservenindustrie en rederij. Reykjavik is ontstaan uit een nederzetting van de Noorse Viking Ingolf, die met een aantal volgelingen ca 875 op Ijsland een republikeinse staat stichtte. Gedurende Wereldoorlog II waren in de stad en op het nabij gelegen vliegveld Britse en later Amerikaanse troepen gelegerd.