hoofdstad van Birma, gelegen aan de Rangoon rivier (een arm van de Irawadi), op 34 km boven haar monding in de Golf van Martaban, telt (1941) 501 000 inw. Het is een moderne stad, waarin de beroemde Boeddhistische Shwe Dagon (Sjwee Dagoen) pagode, met zuiver goud bedekt, domineert.
Rangoon is de zetel van de regering, van een Anglicaanse en een R.K. bisschop en van een universiteit, gesticht in 1920. De handel omvat de export van enorme hoeveelheden rijst (tot 2 millioen ton per jaar), van teakhout, aardolie en ruwe katoen. Van de bevolking bestaat ca 35 pct uit de Boeddhistische Birmanen en 40 pct uit Hindoes; de rest omvat Mohammedanen, Christenen (meestal halfbloeden) en Chinezen.Tot 1770 was Rangoon een klein dorp, dat slechts bezocht werd om de pagode. In 1773 werd de plaats door koning Alompra tot hoofdstad verheven. Van die tijd af heeft de stad zich snel uitgebreid. In 1790 werd er een Engelse handelspost gevestigd; zij bezetten de stad in 1834. Gedurende Wereldoorlog II werd veel schade aangericht door Japanse bombardementen.