Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Rabindranâth tagore

betekenis & definitie

(Thakur), zeer bekend figuur van het moderne India (Calcutta 6 Mei 1861 - Santi-Niketan 7 Aug. 1941) wiens vader Dvarakanath en meer nog zijn grootvader Debendranath Thakur een zeer voorname rol speelden in de Brahma-Samaj, een religieuze stroming in de 19de eeuw in Indië ontstaan, waarin naar een synthese van Oosterse en Westerse elementen gestreefd werd. Op 17-jarige leeftijd ondernam hij zijn eerste reis naar Europa en sindsdien bezocht hij vaak, vooral nadat hij in 1913 de Nobelprijs voor letterkunde kreeg, Europa en Amerika.

In zijn wereldbeschouwing, uiteengezet o.a. in Sâdhanâ (lezingen gehouden te Harvard 1913) streeft hij bewust naar een harmonische verbinding van het Oosten en het Westen en beschouwt zich, hoewel zelf door en door Indiër, als bemiddelaar tussen beide.Volgens hem is de essentie van het Christendom en van elke Westerse humaniteitsidee überhaupt in de oudere geschriften van het Hindoeïsme te vinden. Hij predikt geen ascese, geen vlucht uit de wereld, geen yogapraktijken, maar wel een vreugde- en liefdevol opgaan in God (een soort bhakti) in de kring van het dagelijkse leven. Tagore ontplooide een grote bedrijvigheid als literator, componist, sociaal reformator, strever naar onafhankelijkheid (radicale houding na het bloedbad te Amritsar, 1919) en paedagoog. Zijn opvoedkundige idealen, de opvoeding van de kinderen in nauw contact met de natuur, realiseerde hij in 1901 door de stichting te Bolpur (180 km van Calcutta) van de Santi-Niketanschool, later uitgegroeid tot Universiteit.

Als schrijver was hij uiterst vruchtbaar. Naast talrijke lyrische bundels (The Gardener, 1913; De Hovenier, vert. d. F. van Eeden, Amsterdam 1914; Gitânjali, 1912; Wij zangen, vert. d. F. van Eeden, ibid. 1914; The Crescent Moon, 1913; De wassende maan, vert. d. F. van Eeden, ibid. 1917), waarvan hij verscheidene zelf in het Engels vertaalde, schreef hij enkele drama’s met wijsgerige strekking en lyrisch van toon. In het Offer tekent hij het conflict tussen de natuurlijke en de traditioneel-religieuze plichten; in Râjâ (De Koning) wordt in allegorische vorm de verhouding van de Godheid tot de menselijke ziel behandeld. Daarnaast publiceerde hij enkele, in Europa minder geliefde romans, o.a. Naukâdubi (De schipbreuk, The Wreek, 1921) en Gord en vele innig-mooie verhalen, die uitmunten door de fijngetekende vrouwen- en kinderpsyche. In de moderne Nederlandse letterkunde oefende hij vooral invloed uit op Frederik van Eeden.

H. VAN LOOY

Bibl. (beh. de gen.): Verz. werken, Eng. vert., 5 dln (1921-’22), Duitse vert., 8 dln (1921); Sadhana, vert. d. F. van Eeden (Amsterdam 1918); Chitra, een spel in 1 acte, Ned. vert. d. F. van Eeden (ibid. 1918); The King of the Dark Chamber (1914), Ned. vert. Borel (Amsterdam); Huis en Wereld, Ned. vert. F. van Eeden (1921); Hungry Stones (1916), Ned. vert. F. van Eeden (1920); Stray Birds (1917), Ned. vert. J. de Molenaar (1941).

Lit.: H. Meyer-Benfey, R. T. (Berlin 1921); M. Winternitz, R. T. als Dichter u. Religionsphilosoph, in: Die Geisteswiss. I (Leipzig I913~’14); S. Radhakrishnan and G. Muirhead, Contemp. Indian Philosophy (1936); M. Winternitz, R. T., Religion u. Weltanschauung d. Dichters (Prag 1936); E. Thompson, T., his Life and Work (1921).

< >