Fries schrijver (Stavoren ± 1590 -na 1671), studeerde eerst theologie, later wiskunde en medicijnen aan de universiteit te Franeker en was daarna geneesheer op verschillende plaatsen in Friesland; te Bolsward was hij conrector aan de Latijnse school. Hij leefde nog in 1671.
Van hem bezit men: een aantal gedichten, w.o. lof- en rouwgedichten (op zijn leermeester Adrianus Metius (1626 en 1632), Riuerd van Juckema (1639), Barthold van Tzjaerda (1640), Henrick Grave toe Nassauw (1641), W. van Viersen (1641)), een paar bundeltjes: Leden -Strijdt (1634), Spiegel van Ialousy (1634), Democratia Corporis Humanis, dat is Leden-Stemminghe des Menschelijken Lichaems (1640). Baerdt vertaalde uit het Lat. van Adr. Metius Maet-constigh Liniael (1626). Van het satyrisch werk van I. Flitnerus Pfebulo Nebulomm (in 1620 te Frankfort uitgekomen) liet hij in 1634 een nieuwe editie verschijnen, terwijl hij in dat jaar ook een vertaling het licht deed zien: „Nebulo Nebulonum, dat is der Vielten affgerichten Vielt”. Het op zijn naam staande DeughdenSpoor; inde On-Deughdendes werelts Aff-gebeeldt (waarvan in 1645 niet minder dan drie verschillende edities verschenen) is een uitgewerkte, hier en daar veranderde uitgave van die vertaling.
Het is ernstig didactisch werk, dat getuigt van gedegen kennis en roept herinneringen op aan Hertspiegel en Brabbeling; de versmaat is Catsiaans. Een satyrische allegorie in proza is de Wapen-rock (1628).Baerdt is verder bekend als bewerker van de Grote Heren-Feenster Progno-sticatie (later: Almanach), waarvan exemplaren bewaard bleven uit de jaren 1629, ’30, ’31, ’39, ’45, ’51-54, ’57-58, ’70, voor de taalwetenschap van belang door het Friese taalmateriaal. Zijn Friesche Boere-Practica (1640), in het Fries geschreven in Catsiaanse maat, bevat aanwijzingen over weer, wind, zon, maan en sterren, de jaargetijden, bomen, vruchten, veldgewas, enz. ,,seer vermakelijck ende niet min profijtelijck om lesen,” en verraadt invloed van Vergilius’ Georgica.
PROF. DR J. BROUWER
Lit.: De Nederl. Leeuw 1930, blz. 25; A. G. C. de Vries, De Ned. Emblemata (Amsterdam 1899), blz. 232; G. A.
Wumkes, Bodders (Bolsward 1926), blz. 222. Een nieuwe ui tg. van de BoerePractica wordt voorbereid door P. Sipma.