Arminiaans godgeleerde (Beveren, W.-Vlaand. 14 Nov. 1565 - Parijs 13 Oct. 1629), was de zoon van een Vlaamse predikant, die hem, toen hij 2 of 3 jaar was, op zijn vlucht naar Engeland medenam. In 1577 kwam hij naar Leiden en ging daar op de Latijnse school en later naar de hogeschool.
Reeds vroeg voorzag hij in zijn onderhoud door het geven van lessen in binnen- en buitenland en kreeg hij wetenschappelijke vermaardheid. In 1593 werd hij onderregent en in 1606 regent van het Statencollege, d.w.z. het internaat der studenten in de theologie, die deels op staatskosten werden opgeleid. Reeds kende men zijn vrijzinnigheid, toen hij in 1609 de ,,liick-oratie” uitsprak voor zijn vriend Arminius*. Hoewel hij hierbij de grootst mogelijke voorzichtigheid betrachtte, wekte hij toch de vijandschap van Gomarus* op en een heftige pennestrijd volgde. Hij was dan ook een der voorbereiders van de remonstrantie der Arminianen (1610) en toonde zich nog vrijzinniger dan zij, wat betreft het dogma der afvalligheid van de heiligen. Zelfs zijn Remonstrantse vrienden vonden zijn geschrijf in deze onvoorzichtig; heftig was de verontwaardiging der strenge Calvinisten.
Daarom nam hij in 1614 ontslag als regent en werd hoogleraar in de zedekunde; in 1619 werd hij door de Dordtse synode afgezet en hem werd zelfs verboden particuliere lessen te geven. Geheel zonder middel van bestaan, week hij uit naar Frankrijk, waar het hem alleen mogelijk was een professoraat in de welsprekendheid te Boncourt aan te nemen, indien hij R.K. werd. Onder de nood der omstandigheden ging hij in 1620 daartoe over, waarom hij in 1621 door de Synode van Zuid-Holland werd geëxcommuniceerd. Hij werd in 1622 nog professor in de mathematiek aan het college voor mathematische wetenschappen te Parijs en doceerde hier vooral aardrijkskunde. Hij schreef ook enkele kleine geschriften ter verdediging van het R.K. geloof.Lit.: H. J. Allard, P. B. (1870); Petit, Bibliogr. lijst der werken van Leidsche hoogleeraren (1894), I; Siegenbeek, Gesch. der Leidsche Hoogeschool, I; Rogge, Johannes Witenbogaert en zijn tijd, I en II (I874-*76); A. Eekhof, De theol. faculteit te Leiden in de XVIIe eeuw (1921).