(Ostrogothi, d. i. wellicht: „stralende” of „blinkende” Goten), vormden een deel van de grote Germaanse stam der Goten, die in de 4de eeuw n. Chr. ten N. van de Zwarte Zee een groot rijk stichtten, maar in 375 voor de aandrang der Hunnen bezweken.
Van toen af tot Theoderik de Grote hadden zij nu eens geen koning, dan weer twee of drie tegelijk. In 451 volgden zij het leger van Attila naar Galicië. Na diens dood vernietigden zij met de Gepiden het Hunnenrijk en vestigden zich in Hongarije, van waaruit zij in het Romeinse rijk invallen deden, terwijl ook talrijke benden in Romeinse dienst traden. Onder deze omstandigheden werd Theoderik opgevoed. Zijn vader en broeder zochten betere woonplaatsen. Na de dood van zijn broeder koos het volk hem tot koning, maar grote scharen hadden andere aanvoerders, die nu eens met, dan weer tegen Rome streden; intussen gelukte het Theoderik in 488, toen hij tegen Odoakar, die over Italië heerste, optrok, het grootste deel onder zijn leiding te brengen.
Ook andere Germaanse stammen sloten zich bij hem aan. Na de moord op Odoakar (493) breidde hij zijn rijk uit over geheel Italië, de eilanden, de Alpenlanden en Dalmatië en van 510 af ook over Provence en het Westgotisch rijk in Spanje. Na zijn dood in 526 geraakte het rijk onder Amalaswintha en haar mederegent Theodaat in verval; ook de dapperheid van koning Witiges (536-539) en de kracht en wijsheid van de grote Totila (541-552) waren niet in staat, in de sedert 535 met het Byzantijnse rijk gevoerde oorlog, tegen de veldheren van Justinianus, Belisarius en Narses, de overwinning te behalen. In 552 leden de Oost-Goten een nederlaag bij de Vesuvius, in 554 bij Capua, waarna zich de laatste Gotische vesting Campsa overgaf. De overgebleven Oost-Goten vermengden zich met de Italiaanse bevolking.Lit.: F. Dahn, Die Könige der Germanen (1861 vlg.), II-IV; T. Hodgkin, Italy and her Invaders (2de dr. 1892 vlg.), III-IV; L. M. Hartmann, Gesch. Italiens im Mittelalter I (2de dr. 1923); L.
Schmidt, Gesch. der deutschen Stämme bis z. Ausgang d. Völkerwanderung, I: Die Ostgermanen (3de dr. 1941); Th. Mommsen, Ostgotische Studien (in: Gesamm. Schriften VI, 1910).