Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Hunnen

betekenis & definitie

(Chinees: Hioeng-noe) is de naam van een Aziatisch nomadiserend ruitervolk van Turkse stam. Als zij in de Chinese geschiedenis optreden (ca 300 v.

Chr.), bewonen zij een gebied aan de bovenloop van de Gele Rivier, de Hoang-ho, ten N. van de Chinese provincie Kansoe en zich uitstrekkend tot ten Z. van de woestijn Gobi en ten O. van het meer Koe-Koe-Nor. In de tweede eeuw vóór onze jaartelling begon hun expansie: in de eerste eeuw v. Chr. strekte zich hun gebied uit in het W. tot aan het Balkasjmeer en in het N. tot aan de oevers van de Syr-Darja. Voortdurend bedreigden de Hunnen het Chinese Rijk, dat tot bescherming tegen hun invallen ca 214 v. Chr. een begin maakte met het bouwen van de Grote Muur. Keizer Woe-Ti (140-87 v.

Chr.), uit de Han-dynastie, wist hen echter terug te drijven naar Midden-Azië. Omstreeks 170 n. Chr. verdwijnen de westelijke Hunnen uit de Chinese gezichtskring: dezen wenden zich naar het W. De oostelijke Hunnen bleven nog lang een bedreiging voor het eigenlijke China: tussen 300 en 316 veroverden zij zelfs geheel Noord-China en stichtten er een staat, die echter reeds ca 350 vernietigd werd door de Toengoezen of Mantsjoeren.De westelijke Hunnen treden weer voor het eerst in het volle licht der geschiedenis ca 370: dan doen zij een aanval op het rijk der Alanen, dat zich uitstrekte tussen Kaukasus, Oeral en Don. Na de vernietiging van het Rijk der Alanen was dat der Oostgoten aan de beurt: in 375 viel ook dit. De Westgoten weken naar het Balkan-schiereiland uit. De Hunnen zetten zich neer tussen Wolga en Donau; voortdurend verontrustten zij hun naburen door hun strooptochten. Hun grootste korting Attila (434-453) zette, met hulp der Oostgoten en Gepiden, de beweging naar het W. voort: eerst in 451 op de Catalaunische velden in Noord-Frankrijk (waarschijnlijk ten N. van Chalons) kon hij worden gestuit. Na de dood van Attila (453) begon het rijk der Hunnen snel te vervallen; geleidelijk verdwenen de Hunnen onder andere volken.

Een gedeelte der Hunnen, de zgn. Witte Hunnen, had zich in het midden der 4de eeuw tegen de Perzen gewend; als Hephthaliten bedreigden zij van 470 af de heerschappij der Sassaniden. Het van hen dreigende gevaar werd eerst ca 560 definitief afgewend door de gezamenlijke inspanning van Perzen en Turken. Ook hebben de Hunnen ca 455 nog een inval in Indië gedaan; eerst in 528 slaagden de Hindoes er in hen te verdrijven.

H. H. HARMS

Lit.: J. J. M. de Groot, Die H. der vorchristl. Zeit. Chin. Urkunden z.

Gesch. Asiens I (Berlin 1921); Drouin, Mémoire sur les H. Ephthalites, in: Le Muséon, 15 (1895); R. Grousset, L’empire des steppes (1939); R. La touche, Les grandes invasions et la crise de l’Occident au Ve siècle (1946); E. A.

Thompson, A History of Atilla and the H. (Oxford Univ. Pr., 1948); F. Altheim, Die Wanderung der H., in: La nouvelle Clio I (Bruxelles 1949).