Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

ONWETTIGE KINDEREN

betekenis & definitie

zijn naar Nederlands recht kinderen, die buiten huwelijk zijn verwekt en geboren. Het ligt in de rede, dat het tijdstip van verwekking eigenlijk moet beslissen.

Daar dit echter meestal niet nauwkeurig bewijsbaar is vast te stellen, verbindt de wet de consequentie van al of niet wettigheid steeds aan het wèl vaststaande tijdstip der geboorte. Men moet hierbij echter in het oog houden, dat de wet uit laatstgenoemd tijdstip slechts een vermoeden omtrent dat der ontvangenis afleidt. Zo is een kind, buiten huwelijk geboren, doch binnen 300 dagen na de ontbinding des huwelijks, wettig (art. 310 B.W.), daar de wetgever veronderstelt, dat dit kind staande huwelijk is verwekt. Kinderen, staande huwelijk geboren, zijn in principe wettig (vgl. art. 305). In een aantal gevallen, waarin bewezen is, dat de verwekking buiten huwelijk plaats vond, kan de man de wettigheid ontkennen. Deze gevallen zijn:

1. wanneer het kind vóór de 180ste dag des huwelijks ter wereld kwam (uitgezonderd echter indien hij vóór het huwelijk kennis droeg van de zwangerschap ofwel de akte van geboorte heeft ondertekend) ;
2. indien hij bewijst, dat hij van de 300ste tot de 180ste dag vóór de geboorte door verwijdering of toeval (niet echter door natuurlijke onmacht) buiten staat is geweest, met zijn vrouw gemeenschap te onderhouden;
3. in geval van overspel van de vrouw, doch alleen, indien de geboorte voor hem verborgen is gehouden en hij aanvullend bewijs levert, dat hij de vader niet is;
4. als het kind geboren is 300 dagen nadat een vonnis tot scheiding van tafel en bed in kracht van gewijsde is gegaan. Voor de ontkenning dient de man binnen een door de wet bepaalde termijn een rechtsvordering in te stellen, welke moet worden gericht tegen een aan het kind toe te voegen bijzondere voogd. In het sub 2 genoemde geval zullen, indien de man binnen de gestelde termijn overlijdt, diens erfgenamen de vordering nog kunnen instellen (artt. 306-315 B.W.).

Onwettige kinderen, die niet in overspel of bloedschande zijn geteeld, heten natuurlijke kinderen (art. 335). Tussen het natuurlijke kind en de moeder ontstaan burgerlijke betrekkingen door het feit der geboorte. Deze bepaling, die het Oudgermaanse rechtsbeginsel: „Moeder maakt geen bastaard” in ere herstelde, is bij de wet van 10 Juli 1947, Stbl. No H 232, in ons recht ingevoerd; voordien moest de moeder, evenals de vader, het natuurlijk kind erkennen, ten einde burgerlijke betrekkingen in het leven te roepen. Tussen natuurlijk kind en vader ontstaan burgerlijke betrekkingen als vanouds eerst door erkenning. Deze kan, bij leven van de moeder slechts met haar toestemming, geschieden bij akten van geboorte en huwelijk, bij akte van erkenning en bij alle andere authentieke akten (artt. 336 en 337). Dezelfde gevolgen als de erkenning heeft de toewijzing van een rechtsvordering tot inroeping van staat op grond van beweerd vaderschap.

Deze rechtsvordering kan echter alleen worden ingesteld, tegen hem, die tussen de 301ste en de 179ste dag vóór de geboorte tegen de moeder een der in de wet genoemde zedenmisdrijven (o.a. verkrachting), ofwel het delict van schaking heeft gepleegd. De rechtsvordering tot inroeping van staat op grond van beweerd moederschap kan steeds worden ingesteld door een natuurlijk kind (artt. 340 en 341). Erkenning en inroeping van staat kunnen door iedere belanghebbende (de erkenning ook door het kind zelf) alsmede door het Openbaar Ministerie worden betwist (art. 342). De burgerlijke betrekkingen tussen een natuurlijk kind en zijn ouders zijn vnl. van belang voor de onderhoudsplicht, het erfrecht en de voogdij.

Veel ongunstiger is de situatie van kinderen die in overspel of bloedschande zijn geteeld. Zij kunnen door hun vader niet worden erkend en ook tot hun moeder staan zij in generlei burgerlijke betrekking. Een rechtsvordering tot inroeping van staat wordt voor hen niet toegelaten. De enige aanspraak, die zij hebben jegens hun vader en hun moeder is die op levensonderhoud (z onderhoudsplicht). Eveneens is de vader van een niet-erkend natuurlijk kind verplicht, in deszelfs onderhoud te voorzien. Vader van een niet-erkend onwettig kind wordt vermoed te zijn degene, die tussen de 301ste en de 179ste dag vóór de bevalling gemeenschap met de moeder heeft gehad; deze regel lijdt echter uitzondering, indien de betrokkene bewijst, dat de moeder in bedoeld tijdvak ook met anderen gemeenschap heeft gehad (exceptio plurium concubentium), tenzij mocht blijken, dat het kind daaruit niet kan zijn ontvangen (artt. 343 w.).

Onwettige kinderen staan nooit onder ouderlijke macht, doch steeds onder voogdij. Door wettiging kunnen zij de status van wettig kind krijgen; deze mogelijkheid bestaat in het algemeen echter alleen voor natuurlijke kinderen.

Lit.: z kind, kinderrecht, I burgerlijk recht.

< >