Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

ZWANGERSCHAP

betekenis & definitie

(graviditeit) is een toestand van de vrouw ontstaan door bevruchting van een eicel. Deze bevruchting vindt plaats tijdens of kort na de ovulatie (z maandstonden).

De bevruchte eicel beweegt zich in ca 10 dagen van de eierstok naar de baarmoeder, waar zij zich innestelt in het slijmvlies. Na drie maanden heeft de vrucht de baarmoeder geheel opgevuld; daarna groeit de baarmoeder door vermeerdering van het aantal spiervezels. Aan het einde der zwangerschap is de baarmoeder ca 20 maal zo groot geworden. Gewoonlijk wordt er na de paring slechts één eitje bevrucht en volgt er een enkelvoudige zwangerschap. Betrekkelijk zelden worden er twee of meer eieren bevrucht, zodat een meervoudige zwangerschap ontstaat. Tweeling-zwangerschap kan ook het gevolg zijn van de deling der bevruchte eicel tot twee cellen, die zich elk tot een vrucht ontwikkelen (z tweelingen). Het grootste aantal vruchten, dat zich bij de mens kan ontwikkelen, bedraagt 5 of 6.Het lichaam van de vrouw ondergaat talrijke veranderingen die het gevolg zijn van een verschuiving in het hormonale evenwicht en van een toeneming van de buikomvang. Het gele lichaam (icorpus luteum) in de eierstok, dat bij een normale menstruatie te gronde gaat, blijft nu intact en produceert grote hoeveelheden progesteron. Na drie maanden neemt de inmiddels groter geworden moederkoek de hormonproductie over en gaat het gele lichaam te gronde.

De geslachtsorganen worden ruimer van bloed voorzien met o.a. als gevolg een vermeerderde slijmafscheiding uit de schede. De aanhoudende progesteron-toevoer doet de borsten zwellen door vermeerdering van het klierweefsel. Er ontstaat een versterkte pigmentatie van de schaamlippen, rondom de tepels en soms in het gelaat (zwangerschapsmasker, chloasma). Door het snel toenemen in omvang van de borsten en de buik scheurt het onderhuidse bindweefsel op verschillende plaatsen, zodat blauwe striemen (striae) zichtbaar worden. Na de baring verdwijnen de striemen niet, maar worden langzamerhand wit door vorming van littekenweefsel. In de zwangerschap verandert de samenstelling van het bloed: de hoeveelheid globuline in het plasma neemt toe ten koste van het albumine.

De osmotische druk wordt daardoor geringer, zodat het lichaam tot oedeemvorming neigt (z oedemen). De hoeveelheid bloed neemt, door verdunning, ca 20 pct toe en het haemoglobinegehalte van het bloed wordt evenredig lager (zgn. physiologische bloedarmoede). Door een vermindering van de tonus der bloedvaatwanden en darmen bestaat er neiging tot vorming van spataderen en verstopping.

Gedurende de eerste drie maanden kan men een zwangerschap vermoeden als de menstruatie wegblijft (hoewel ook nog wel eens een geringe bloeding voorkomt in de eerste maanden), de borsten pijnlijk en gespannen zijn en de vrouw, vooral in de ochtend misselijk is en braakt. Zekerheid kan men reeds 10 dagen na het wegblijven van de menstruatie krijgen door onderzoek van de urine (zie hierna zwangerschapsreacties). Na de derde maand is een vergroting van de baarmoeder vast te stellen en in de tweede helft der zwangerschap kan men met behulp van een speciale houten stethoscoop de harttonen van het foetus horen. Inmiddels voelt de vrouw regelmatig kindsbewegingen.

De duur der normale zwangerschap bedraagt ca 280 dagen; deze wordt vermoedelijk bepaald door de beperkte levensduur van de moederkoek. Waarom op een bepaald tijdstip de baring begint is niet bekend; wel heeft men vastgesteld dat vlak voor de baring het progesterongehalte van het bloed sterk daalt en het oestron-gehalte gaat stijgen.

Afwijkingen in de zwangerschap

Te allen tijde kan de zwangerschap door bekende of onbekende oorzaken eindigen. Zolang de vrucht niet levensvatbaar is spreekt men van een miskraam (tot 5 maanden) of van een ontijdige bevalling (tot 7 maanden). Na de zevende maand is de vrucht levensvatbaar, maar de overlevingskansen van een vroegtijdig geboren kind zijn veel geringer dan van een op tijd geborene. Het komt ook wel eens voor dat de zwangerschap langer duurt dan 9 maanden. In dit geval wordt de baring zo nodig kunstmatig op gang gebracht (z ook miskraam en abortus).

Zoals reeds eerder is gezegd nestelt het bevruchte eitje zich onder normale omstandigheden in het baarmoederslijmvlies. Het komt echter ook voor dat het zich vasthecht in de eileider of in de buikholte (buitenbaarmoederlijke zwangerschap). De vrucht en de moederkoek kunnen zich hier niet ontwikkelen en zulk een zwangerschap eindigt dan ook steeds met een miskraam, die gepaard kan gaan met een levensgevaarlijke bloeding, zodat chirurgisch ingrijpen noodzakelijk wordt. De meest voorkomende oorzaak voor deze toestand is een oude ontsteking van de eileiders, die de passage van het eitje naar de baarmoeder belemmert.

Gewoonlijk vormt de moederkoek zich in het bovenste deel van de baarmoeder. Afwijkingen in de baarmoeder kunnen echter oorzaak zijn, dat zij zich in het onderste gedeelte ontwikkelt (voorliggende placenta, placenta praevia). De baring kan nu niet normaal verlopen. In de tweede helft der zwangerschap uit zich deze afwijking reeds door regelmatig gering bloedverlies. Een stoornis van geheel andere aard is het hydramnion; hierbij hoopt zich in de amnionholte (z ei vliezen) een abnormaal grote hoeveelheid vruchtwater op. Dit komt nogal eens voor bij suikerzieke zwangeren en bij aangeboren misvormingen van de vrucht.

Een bijzondere afwijking is de mola of druiventroszwangerschap, waarbij zich geen vrucht kan vormen door degeneratieve afwijkingen in de trophoblast (z ontwikkelingsgeschiedenis). De inhoud van de baarmoeder bestaat geheel uit kleine blaasjes.

In de meeste gevallen verloopt de zwangerschap zonder ernstige afwijkingen en klaagt de vrouw slechts over misselijkheid en neiging tot flauw vallen in de eerste maanden. De normale ochtendmisselijkheid kan echter overgaan in onstilbaar braken (hyperemesis gravidarum). De oorzaak hiervan is niet geheel bekend, hoewel psychische factoren bij het ontstaan een belangrijke rol spelen. Door uitdroging en een tekort aan mineralen kan de vrouw in een ernstige toestand geraken. Na de derde maand komt ook zonder behandeling gewoonlijk een eind aan deze onaangename toestand.

Ernstiger zijn evenwel de afwijkingen die zich in de tweede helft van de zwangerschap kunnen ontwikkelen en die gekenmerkt zijn door bloeddrukverhoging, oedemen en urineafwijkingen. Bij deze zgn. zwangerschapstoxicose of zwangerschapsintoxicatie gaat de bloeddruk, die in een normale zwangerschap juist aan de lage kant is, langzaam stijgen onder invloed van bloeddrukverhogende stoffen, die in de moederkoek worden geproduceerd. Wordt de ziekte door regelmatige controle van de zwangere niet tijdig ontdekt en behandeld dan kan zich een ernstige ziektetoestand ontwikkelen, eklampsie of zwangerschapsstuipen, die zowel voor de moeder als voor het kind gevaarlijk zijn. De zwangerschapstoxicose kan ook leiden tot een loslating van de moederkoek voor de geboorte van het kind; het grote bloedverlies veroorzaakt dan een levensgevaarlijke toestand. Heeft de zwangerschapstoxicose lang geduurd dan is de kans groot dat na de baring bloeddrukverhoging en nierstoornissen blijven bestaan.

Om de verschillende afwijkingen in de zwangerschap tijdig te herkennen is het noodzakelijk dat de vrouw zich regelmatig laat controleren door arts of vroedvrouw. De gezonde zwangere behoeft zich weinig te ontzeggen, mits zij zorgt voor een goede voeding, rijk aan eiwitten, mineralen en vitamines, voor regelmatige ontlasting, voldoende slaap en lichaamsbeweging. Hebben zich echter afwijkingen voorgedaan, dan dient zij zich in het belang van haarzelf en van het kind strikt aan de voorschriften van de arts te houden.

Zwangerschapsreacties

zijn proeven, uitgevoerd met urine, met behulp waarvan een zwangerschap met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden aangetoond. Deze reacties berusten alle op de aanwezigheid van gonadotrope hormonen in de urine van zwangeren (z hypophyse). Wordt een kleine hoeveelheid urine bij jonge vrouwelijke muizen ingespoten, dan gaan de follikels in de eierstokken rijpen en ten slotte barsten. Zijn deze veranderingen na 100 uur waar te nemen, dan noemt men de reactie positief (reactie van Ascheim-Zondek). Daar met deze proef ca 5 dagen zijn gemoeid en de muizen moeten worden gedood, is gezocht naar eenvoudiger, analoge, proeven. De meest uitgevoerde reactie is thans de zgn. melanoforenreactie bij kikkers. Bij dit dier wordt het hersenaanhangsel verwijderd.

Het pigment ligt dan steeds in hoopjes in de huid bijeen. Na inspuiting met urine van zwangeren wordt de kikker donkerder door verschuiving van het pigment en het groter worden van de pigmentvlekken.

Deze reacties zijn ook van belang voor het vaststellen van gezwellen, die een verhoogde uitscheiding van gonadotrope hormonen teweegbrengen (z chorionepithelioma).

Zwangerschapsregels bij natuurvolken

Wanneer een kind verwacht wordt is de vrouw (bij enkele volken ook de man (couvade)) aan allerlei voorschriften onderworpen. Zij heeft zich daaraan in het belang van het kind te houden. Onder de verbodsbepalingen zijn er die wij begrijpelijk achten, omdat zij handelingen en voedsel betreffen die o.i. de gezondheid van moeder en pasgeboren kind kunnen schaden. Voor het merendeel echter zijn zij van andere aard.

Zo is de vrees voor het „verzien” van de zwangere vrouw aanleiding tot voorschriften en taboe’s. De vrouw mag geen lelijke of mismaakte mensen zien, omdat het kind daardoor lelijk zou worden. Een hazenlip wordt verklaard doordat een vrouw een haas zag of iemand die aan zijn lip gewond was. De Minahassische vrouw mag geen haaienvlees eten, want dan zal het kind scheel zien; de Toradja-vrouw niet het vlees van een anoabuffel, want dan zal haar kind net zo snuffen als de buffel doet (= telkens verkouden zijn). Algemeen geldt in Indonesië dat men geen slingerplant mag eten, want dan zal de navelstreng zich om het halsje van het kind slingeren. Bij zeer vele volken zal de vrouw geen ei met dubbele dooier of noot met dubbele pit, of twee aaneengegroeide pisangs mogen eten, omdat ze dan een tweeling zal krijgen.

Een vrouw in verwachting zal een werkje waarmee ze bezig is moeten afmaken, omdat anders de bevalling niet vlot zal verlopen. Ze zal om dezelfde reden niet in een deuropening mogen blijven staan, of geen knopen mogen leggen. Ze zal niet met een stotteraar spreken, omdat haar kind anders zal stotteren en geen vb van zijn schubben mogen ontdoen, omdat haar kind dan schurft zal krijgen. Als tegenhanger van deze taboe’s vinden wij dat de vrouw vlees van krachtige dieren zal eten, met gezonde mensen omgang zal zoeken, wanneer de bevalling nadert alle knopen (ook haar haarwrong) zal losmaken, enz.

< >