(1) wal- of okkernoot heet de ontbolsterde vrucht van de noteboom; ze bestaat uit het eigenlijke zaad, omgeven door de sterk verhoute, 2-kleppige binnenlaag van de vrucht, die lijstvormig in de zaadlobben is doorgedrongen. Vaak komen de vruchten, van de steenharde laag ontdaan en na droging, in de handel.
Ze worden als zodanig geconsumeerd, of in de chocolade-industrie gebruikt of voor het persen van de vette notenolie gebruikt. De notedoppen worden vermalen tot een grof poeder en als vulmiddel in de plastic-industrie gebruikt en bij de vervaardiging van linoleum en van magnesium-cementvloeren. Noord-Amerika levert de meeste noten, hierop volgen Frankrijk, Italië, Roemenië, China, Turkije en Joegoslavië. DR A. KLEINHOONTE(2) is in de muziek het sinds de 17de eeuw in gebruik zijnde teken, waarmee een toon naar hoogte en duur schriftelijk wordt vastgelegd (z muziek, muziekschrift).
(3) is de verklaring bij een bepaald woord in een boek of tijdschrift. Het komt van het Latijnse nota, verhelderende aantekening. Men onderscheidt voetnoten (onder aan de pagina) en verzamelnoten (achter aan het hoofdstuk of het boek). Ze worden één corps kleiner gezet dan de tekstletter.