(1) is gelegen in Galilea, in het oude stamgebied van Zebulon, tegen een heuvel, en werd woonplaats van Jozef en Maria (Matth. 2 : 23). Blijkens bouwwerken en schriftelijke berichten werd het eerst geruime tijd na Constantijn een pelgrimsoord.
In de dagen der Kruistochten werd Nazareth de zetel van een aartsbisschop en een druk bezochte bedevaartplaats der Christenen. De nieuwe stad Nazareth (Arab.: En-Näsira), aan de helling van een berg, heeft ca 10 000 inw., 1/3 Mohammedanen en 2/3 Christenen, en bezit enige kerken, een moskee, een klooster, talrijke scholen, hotels en karavanserais. De bewoners leven van handel en vooral van nijverheid, doen ook aan veeteelt en landbouw. De Mariaboodschapskerk dagtekent in haar tegenwoordige gedaante uit 1730. Aan de bezoekers worden o.a. het huis van Maria, de werkplaats van Jozef, de bron en de steilte, waar men Jezus naar beneden wilde werpen, getoond (vgl. Luc. 4 : 29).Lit.: G. A. Smith, Historical Geography of the Holy Land (London 1894); P. Viaud, N. et ses deux églises de l’Annonciation et de St-Joseph (Paris 1910); G. Barrage, N. in the Beginning of Christianity (1914); Th. Soiron, Das Evangelium u. die hl.
Stätten (1929); G. Dalman, Orte und Wege Jesu, 3de dr. (1924).
(2), gemeente in Belgisch Oost-Vlaanderen, op vlakke zandbodem, 2573 ha (landbouw, textiel- en voedingnijverheid), telt (1950) 4575 inw. Onder het Ancien Régime bezat Nazareth rechtsmacht in alle graden. Het middeleeuws kasteel bestaat nog, maar werd gedeeltelijk verbouwd. Het gehucht De Pinte werd in 1868 van het dorp gescheiden.
Lit.: Fr. de Potter en J. Broeckaert, Statist, verhandeling over de gem. N. (Brussel 1869); Idem, N. (Gent I864-’7O).