Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HELLING

betekenis & definitie

(1). De helling van een laag in de geologie is de hoek, die gevormd wordt door de verhanglijn van een laagvlak met haar projectie op een horizontaal vlak.

Loodrecht op de verhanglijn staat in het laagvlak een lijn, die de richting of strekking van de laag bepaalt en die als hoek tussen deze lijn en de astronomische noordrichting wordt aangegeven. De lijn, die de richting bepaalt, is een horizontale lijn in het laagvlak. Helling en richting bepalen de ligging van laagvlak in een bepaald punt. Bij geologische carteringen bepaalt de geoloog op zoveel mogelijk plaatsen helling en richting met behulp van een geologisch kompas, waarin een hellingmeter of clinometer is aangebracht. Aangezien de richting ten opzichte van de astronomische noordrichting wordt aangegeven en op kaarten wordt geplaatst, die volgens deze richting georiënteerd zijn, is het nodig de declinatie van de landstreek gedurende de tijd van opname te kennen.(2, scheeps-), inrichting voor de bouw of het herstel van schepen. Men onderscheidt langs- en dwarshellingen.



Reparatiehellingen
zijn veelal als dwarshelling uitgevoerd. Deze zijn dan met wagens op rails uitgerust, die tot een eindweegs onder water kunnen rijden. Het bovenvlak der wagens is waterpas om de schepen — die tot boven de wagens worden verhaald — te kunnen vatten en langzaam landinwaarts en opwaarts te voeren.

Een Marine railway is een reparatiehelling waar het schip langsscheeps op een wagen op rails uit het water kan worden gehaald. Voor kleine vaartuigen is een helling niet steeds nodig; men kan ze met een kraan of drijvende bok van de oever lichten en in het water plaatsen.

De bouwhelling is bij breed water en grote schepen over het algemeen als langshelling uitgevoerd. Deze is dan loodrecht op de oever geplaatst en het schip loopt er bij het tewaterlaten in de langsrichting af. Zulk een helling is steeds zeer zwaar gefundeerd en tegenwoordig van beton gemaakt, zodat zij de zeer grote gewichten, die er op komen te rusten zonder buigen en scheuren of verzakken kan opnemen. Het ondereind der helling loopt onder water door. Naast de helling zijn grote kranen opgesteld, die of op de grond, of op de hooggelegen banen, er langs rijden en die de bouwdelen omhoog hijsen en op hun plaats brengen. Verder zijn er leidingen voor electriciteit (lassen en verlichting), samengeperste lucht (klinken, koken, boren en hakken), acetyleen (branden), water (persen van tanks en voor brandweer).

Eindelijk dient er steigerwerk te kunnen worden aangebracht om overal de huid te kunnen bereiken, ook voor schilderen. Ten slotte is er een lange hellende loopbrug voor het werkvolk dat naar en van het schip gaat. Het schip rust op blokken en niet direct op de helling, daar men overal de bodem moet kunnen bereiken en tegen de tijd van tewaterlaten de sleden en goten voor het aflopen moet kunnen plaatsen. Op een langshelling staat een schip met het achterschip naar het water, omdat het dan eerder gaat opdrijven en niet zo grote drukken op het voorschip ondervindt als andersom.

Is het water smal, dan bouwt men ook op een dwarshelling. Het zijdelings te water lopende schip wordt aan een relatief grote belasting blootgesteld, zodat de naar verhouding minder sterke, grote schepen zelden op deze wijze worden gebouwd.

IR R. F. SCHELTEMA DE HEERE