Nederlands beeldend kunstenaar (Leeuwarden 17 Juni 1898), wilde aanvankelijk architect worden en bezocht de Technische Hogeschool te Delft, daarna de School voor Kunstnijverheid te Haarlem (1919-1922); lessen van S. Jessurun de Mesquita.
Was werkzaam te Arnhem, Oosterbeek, Delft, Haarlem; van 1922-1935 in Italië, met tussentijds verblijf in Spanje; van 1935-1937 in Zwitserland, van 19371941 in Brussel en sedert 1941 in Baarn. In Spanje boeiden hem vooral de mozaïeken van het Alhambra te Granada, met het oog op de mathematisch constructieve bouw van zijn symbolisch-fantastische houtsneden. Deze bevatten combinaties van steeds terugkerende motieven, ook kristallografische en soms contrapuntische, waarin het beeld van de ruiten van het Alhambra telkens terugkeert. Een zeer knap kunstenaar, met uitgesproken grafisch talent, denker, wijsgeer en experimentator. Hij illustreerde boeken en graveerde en sneed ex-libris in hout. Maakt ook lithografieën, voorts is hij gekomen tot snijden in hout (reliëfs op stereometrische lichamen).Lit.: G. H. ’s-Gravesande, M. G. E. en zijn experimenten in: De Vrije Bladen XVII, 5 (1940).