Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-06-2022

Alhambra

betekenis & definitie

(1), stad in Los Angeles County, 11 km van het centrum van Los Angeles, heeft een bevolking van 38935 (1940); dicht erbij ligt San Gabriel, als Franciscaanse Missie gesticht in 1771, waar men jaarlijks een passiespel opvoert.

(2), (Arabisch al-hamrâ, d.w.z. „de rode” nl. vesting), aldus genoemd naar de rode bakstenen, waaruit het was opgetrokken, is de voormalige burcht en vorstelijke woning der vorsten van de Nasriedendynastie van Granada (1231-1491). Het is het prachtigste monument van Arabische bouwkunst in Europa en ligt in een heerlijke landstreek, op de top van een geheel begroeide berg, een half uur gaans van de stad Granada, waarvan het gescheiden is door het dal van de Darro. Reeds in het jaar 8go schijnt dit kasteel in de literatuur te worden genoemd, maar de Nasrieden hebben in de stijl van hun tijd een nieuw paleis opgetrokken en het voortdurend uitgebreid. Het viel met de hoofdstad tijdelijk in handen der Christenen, die zijn vestingwerken groter en hechter maakten. In het tijdperk der Moren kon dit kasteel een talrijke en schitterende hofhouding en een lijfwacht van 10 000 man bevatten en in de laatste strijd tegen de Christenen werd het door 40 000 Mohammedanen verdedigd. Na de verdrijving der Moren uit Spanje (1492) was het enige tijd de verblijfplaats der Castiliaanse vorsten. Karel V verwoestte er een gedeelte van en wilde dit vervangen door een paleis, dat echter onvoltooid is gebleven. De laatste koninklijke bewoners van het Alhambra waren Philips V en zijn gemalin in het begin van de 18de eeuw. In de tweede helft van die eeuw werden zijn verlaten zalen onbewoonbaar en in de aanvang der vorige eeuw vielen reeds sommige gedeelten in puin. Tot 1845 werd het bouwwerk als vesting en staatsgevangenis gebruikt. Sindsdien is het Alhambra tot een veelbezocht kunstmonument geworden, dat wegens de verwoestingen uit in hoofdzaak vijf complexen bestaat. In latere tijd is men met het restaureren begonnen.

Door een diepe kloof, waarin hoog geboomte zich verheft, klimt men langs een steil pad naar de oude veste omhoog. Op de N.W. punt van het heuvelvlak verheft zich de eigenlijke citadel (Alcazaba), waarvan enkel de buitenmuren met een paar torens zijn overgebleven. Ongeveer midden op dit vlak ligt het eigenlijke Alhambra, het paleis van de Moorse koningen, en daarachter het Alhambra Alta, een dienstgebouw. De hoofdingang, de Puerta Judiciária (Poort van het Gerecht) heeft een der fraaiste hoefijzerbogen van de gehele West-Islamietische architectuur; zij wordt bekroond door een zware, vierkante toren, die door de Moren als gerechtshof werd gebruikt. Een smalle poort geeft toegang tot de Casa Real (het zgn. Arabische Paleis): langs een vrij smalle gang komt men van daar in de Myrtenhof, een sprookjesachtig binnenplein; de vloer is met brede marmeren stenen belegd en in het midden, omzoomd door myrten, droomt een vijver, waarin een menigte goudvissen sinds de Morentijd wordt onderhouden. Er omheen loopt een marmeren zuilengalerij. De ruime Sala de los Embajadores (Zaal van de Gezanten) diende voor feestelijke recepties. De meeste bewondering dwingt ongetwijfeld de Patio de los Leones (Leeuwenhof) af: een langwerpige binnenplaats, omsloten door een lage gaanderij, die op 124 marmeren zuiltjes steunt. Aan elke hoek bevindt zich een paviljoen, waarvan de muren als kantwerk zijn doorstoken en die een laag koepeltje dragen, dat eveneens rijk is geornamenteerd. Het plaveisel bestaat uit gekleurde tegels; de muren zijn tot op manshoogte bekleed met licht okergele en diepblauwe tegels. In het midden van deze hof klatert het water van de befaamde „Leeuwenbron”, een albasten kom, gedragen door twaalf gestyleerde leeuwen in zwart, even gepolijst marmer. Architectonisch wint het de volmaakt vierkante Sala de los Abencerrajes waar het ridderlijk geslacht der Abencerragen verraderlijk werd vermoord; zij is overdekt door een lage, brede koepel met fraaie vensters, met doorstoken marmeren dekplaten in de lantaarn. Het dak is met blauwe, bruine, rode en vergulde tegels bezet. Omwille van de twee platen van gepolijst marmergesteente in het plaveisel heet de ruimte tegenover de Gezantenzaal, de Sala de las dos Hermanas (Zaal van de twee Zusters), overhuifd door de befaamde Moorse stalactiet-gewelven.

Een groote massa water is van het gebergte naar het Alhambra geleid, om de watervallen, fonteinen, visvijvers, baden enz. te voeden. Het meest typische van het laat-Mohammedaanse bouwwerk is wel de ornamentiek, waardoor men met recht van een eigen Alhambra-stijl kan spreken. De wanden zijn geheel met door arabesken versierde gekleurde stuccoplaten bedekt; aan de onderzijde is fayence-mozaïek. Ook de bogen en kapitelen zijn in dezelfde techniek uitgevoerd. Men heeft in het Alhambra ook sporen van muurschilderingen gevonden. Voorts bevat het paleis schatten aan edelsmeedkunst en keramiek, o.a. een grote vaas uit 1320, een der eerste producten van het West-Moorse aardewerk.

DR JOHN B. KNIPPING

Lit.: M. J. Goury en Owen Jones, Plans, Elevations, Sections and Details of the Alhambra (1848); E. Kühnel, Granada (Leipzig 1908); G. Marpais, Manuel d’Art Musulman, L’architecture (Paris 1927).

< >