Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

KRAKAU

betekenis & definitie

(Pools: Kraków, spr.uitKrakoef)

(1) is een Poolse provincie, die op 15918 km2 (1946) 2 200 000 inw. telt. Het N. deel is een vruchtbare vlakte, maar het Z. bestaat uit gebergte, waar de Wisla (Weichsel) met haar zijrivieren Dunajec en Wisloka ontspringt. Op de voor landbouw gebruikte vlakten worden rogge, haver, tarwe en groenten verbouwd. In Wieliczka en Bochnia zijn zoutmijnen, die reeds van de oudste tijden af bekend zijn. Het grootste deel van de provincie kwam na de eerste deling van Polen (1773) aan Oostenrijk en bleef als West-Galicië tot 1918 deel uitmaken van dat land.

(2), hoofdstad van de gelijknamige Poolse prov. (woiwodie) met (1949) 307 390 inw., ligt op 212 m hoogte op een door heuvels omgeven vlakte op de linkeroever van de Wisla (Weichsel), die hier bevaarbaar wordt, en aan de spoorlijn Wroclaw (Breslau)-Lwów (Lemberg), tussen het kolen-, erts- en cementgebied van Pools Silezië en de zout en aardolie bevattende Karpaten. Zij is de meest historische stad van Polen en bestaat uit een oude stad met wallen, die in wandelparken herschapen zijn, en daarbuiten verschillende voorsteden op beide oevers van de Wisla, door verschillende bruggen met elkaar verbonden. Het rechthoekige patroon van nauwe straten van de oude stad ligt rondom het marktplein (Rynek) met vele oude patriciërshuizen. In dit gedeelte ligt de Gothische Mariakerk (1223, herbouwd 14de eeuw) met prachtige glasschilderingen en een altaar uit 1477-1489 van Veit Stoss; in de 15de en 16de eeuw werden verschillende kapellen aangebouwd en van 1889 tot 1893 vond een grote restauratie plaats. Tegenover deze kerk ligt de lakenhal (Sukiennice), daterend uit 1257, die verschillende malen vergroot werd, het laatst in 1879, en waarin thans het nationale kunstmuseum is gevestigd. Daarachter staat, als enig overblijfsel van het in 1810 verwoeste stadhuis, een oude Gothische toren. De grote brand van 18 Juli 1850 verwoestte de helft van de ca 80 kerken van Krakau. De belangrijkste, die hiervan overgebleven is, is de Gothische, in 1359 ingewijde Stanislauskathedraal, gelegen op de heuvel Wawel in het Z.W. van de oude stad. Hier werden de Poolse koningen gekroond en ook begraven en hier worden ook de stoffelijke resten bewaard van de beschermheilige van Polen, de H. Stanislaus, bisschop van Krakau, die hier door koning Boleslaw in 1079 werd vermoord. Er zijn beeldhouwwerken en schilderijen van Veit Stoss, Guido Reni, Peter Vischer, Thorwaldsen, enz. en een deel van de kroonjuwelen wordt hier ook bewaard. De St Pieterskerk dateert uit de 16de en de St Annakerk uit de 17de eeuw.

Verder zijn er de Dominicaner-, de Franciscaner- en de Floriankerk en een groot aantal kloosters.

Op de Wawelberg ligt ook het in 1265 gebouwde koninklijke slot (Zamek Królewski). Het werd uitgebreid in de 15de eeuw en diende tot 1609 als residentie van de koningen van Polen. Later had het veel te lijden van branden en andere rampen; het is thans als museum ingericht. De Jagello-universiteit werd in 1364 gesticht door Kazimier de Grote en is dus, na die van Praag, de oudste universiteit van Centraal-Europa. Zij werd zeer uitgebreid door Wladislaw Jagello in 1400 en heeft een meer dan 500 000 delen tellende bibliotheek met duizenden oude handschriften, gehuisvest in 15de eeuwse gebouwen, voorts kunstverzamelingen, wetenschappelijke instituten en een in 1883-1887 in Gothische stijl opgetrokken hoofdgebouw. In de 15de eeuw beleefde zij haar grootste bloei door de astronomische en humanistische studies. Sedertdien was zij het intellectuele centrum van Polen, doch geraakte langzamerhand in verval door de bemoeiingen van de Jezuïeten. In de 19de eeuw onderging zij enige reorganisaties en met 11 620 studenten in de cursus 1948-’49 is zij thans verreweg de grootste universiteit van Polen.

De industrie van Krakau omvat de fabricage van machines, landbouwwerktuigen, chemische producten, zeep, tabak, textiel, leder, voedings- en genotmiddelen. Er is handel, vnl. in landbouwproducten.

Geschiedenis.

Volgens de overlevering is Krakau gesticht in ca 700 door de Poolse prins Krak en in de iode eeuw behoorde de stad tot Bohemen. In de 11de eeuw tot Poolse bisschopsstad verheven, ontving zij in 1257 het stadsrecht, naar het zgn. „Maagdenburger recht”. De stad had een aanzienlijke Duitse bevolking en dreef belangrijke handel met Duitsland. Na verschillende malen veroverd en verwoest te zijn, o.a. door de Tataren, werd de stad in 1320 kronings- en hoofdstad van Polen. De stichting en bloei van de universiteit droegen zeer veel bij tot haar betekenis. In 1609 werd het hof naar Warschau verplaatst, doch tot 1764 bleef Krakau de stad, waar de koningen gekroond en begraven werden. De Zweden veroverden haar in 1655 en 1702 en in de 17de en 18de eeuw taande haar aanzien. In 1794 sloot Kosciusko hier zijn beroemde Confederatie, waarmee de laatste opstand van Polen tegen Rusland begon. In 1795 kwam de stad aan Oostenrijk, van 18091814 maakte zij deel uit van het door Napoleon gestichte groothertogdom Warschau. Het Wener Congres maakte van Krakau en omgeving in 1815 een vrije republiek, maar in 1846 werd aan deze zelfstandigheid een einde gemaakt door Oostenrijk, Rusland en Pruisen, omdat er voortdurend Poolse samenzweringen werden gesmeed. Bij de overeenkomst van Wenen van 6 Nov. 1846 werd Krakau bij Oostenrijk ingelijfd. Tot 1918 was Krakau een Oostenrijkse stad en na Wereldoorlog I werd zij weer Pools. De Duitsers veroverden haar in Wereldoorlog II op 6 Sept. 1939 en de Russen bezetten het vrijwel onbeschadigde Krakau Op 17 Jan. 1945.

W. VAN DE BUNT

Lit.: M. A. de Bovet, K. (Paris 1910); A. Lauterbach, Die Renaissance in K. (1911); J. Depowski, Die Sigmundkapelle in K. (1916); L. Lepszy en S. Tomicki, K. (Kraków 1924); S. Windakiewicz, Dzieje Wawelu (Kraków 1925); S. Styger, Rotunda Swietych-Feliksa Adaukta na Wawely (Warszawa 1929); D. Frey, K. (Berlin 1941).

< >