(Russisch: Lvov, Pools: Lwów, Oekrains: Lwiw, Duits: Lemberg, Latijn: Leopolis) is een stad in het W. van de Socialistische SovjetRepubliek Oekraine met (1940) 310000 inw. en de hoofdstad van het voormalige, 27 000 kms grote, Poolse district Lwów (Lemberg). De stad heeft spoorlijnen naar Lublin, Stanislavov en Tarnopol en ligt aan de Peltev op 280-320 m hoogte in een nauw, door heuvels omsloten dal.
Zij is de zetel van R.K., Grieks-Kath. en Armeense aartsbisschoppen en heeft een Gothische kathedraal uit 1480, een I7de-eeuwse Dominicanerkerk, gebouwd naar het model der Pieterskerk te Rome, een i8de-eeuwse Armeense archikathedraal, vele andere kerken en een befaamde universiteit, gesticht in 1784 en thans gevestigd in het gebouw van de Galicische Landdag. Er zijn talrijke andere onderwijsinstellingen en een universiteitsbibliotheek, het door graaf Ossolinski gestichte Nationaal Instituut (boeken, portretten, oudheden, penningen, munten, steendrukken), een kunst- en nijverheidsmuseum en het museum van graaf Dzieduszycki. De industrie omvat landbouwwerktuigen, metaalwaren, suiker en alcoholica. De stad werd ca 1270 gesticht door Leo Danilovitsj, vorst van Halitsj, op de plaats van de vroegere residentie Halitsj, die door de Mongolen verwoest was. De Polen onder Kasimier de Grote veroverden haar in 1340 en in 1352 verkreeg zij het Maagdenburger stadsrecht, waarna zij uitgroeide tot een der grootste middeleeuwse handelscentra. In 1772, bij de eerste verdeling van Polen, werd Lemberg hoofdstad van het Oostenrijkse kroonland Galicië. In 1914 werd het Oostenrijkse leger door de Russen in de Eerste en de Tweede slag bij Lemberg verslagen, doch in 1915 heroverden de Oostenrijkers de stad. Nadat de Oekrainers er in 1918 een Westoekrainse republiek hadden uitgeroepen werden zij in Nov. door Poolse troepen verdreven. De stad werd in 1939 door de Russen, in 1941 door de Duitsers en op 27 Juli 1944 weer door de Russen veroverd, waarna zij bij de Oekraine werd gevoegd.