Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

KLUCHT

betekenis & definitie

(eigenlijk een werkingsnaam bij klieven, dus: het afgesplitste), een — reeds middeleeuwse — benaming voor een gewoonlijk kort comisch toneelstuk. Voor de tamelijk pluriforme ontwikkeling van het genre is de oorsprong uit een convergentie van de voordrachtskunst der jongleurs of sprooksprekers (de erfgenamen van de Romeinse mimus) en de autochthone volksgebruiken van dramatische aard beslissend geweest.

Een meer dan oppervlakkige vergelijkende studie van de Europese klucht is nog niet gemaakt en wordt trouwens ernstig bemoeilijkt zowel door de omstandigheid, dat de oudste spelen eerst dateren uit de 13de eeuw, alsook door hiaten in de ontwikkeling der volgende eeuwen. Maar ook het eigen karakter der diverse varianten van de klucht is nog niet onderzocht. Zoveel schijnt zeker, dat in de oudste Franse klucht, inzonderheid in de farce, de politieke en sociaal-economische satire domineert, in de Nederlandse sotternie of clute, clucht de sexuele en in het Duitse Fastnachtspiel de hekeling van de boerenstand. Terwijl de farce typisch Frans is en thuishoort in de kringen der clerici (vandaar wellicht de geliefde procesvorm en naast de traditionele mimusstof een domineren van actualiteiten uit het hogere cultuurleven) verraadt het Fastnachtspiel zijn oorspronkelijke samenhang met carnavalsgebruiken. Ofschoon in de bloeitijd de boerenbespotting overheerst, blijkt toch uit de oorspronkelijk vnl. sexuele hekeling en de scatologische grappen en vooral uit de overwegende rol van de nar en dan ook de procesvorm (die naar de jongens- en mannenbonden heenwijst) de samenhang met de vruchtbaarheidscultus. In de Nieuwe tijd blijft het Fastnachtspiel wat het in wezen was, t.w. satirisch, in de Reformatie religieus strijdmiddel, nog later met meer algemene tendenzen (Hans Sachs). Maar ook de farce leeft van de satire, zoals trouwens ook het latere Franse blijspel, uit de farce gegroeid, nadat de i6de-eeuwse humanisten haar gekleed hadden in de vorm van de antieke comedie.Tegenover de farce schijnen de andere Franse comische genres geringer betekenis te hebben gehad. De sotties, vooral beoefend door de „Enfants sans souci” (als narren geklede fuifnummers, aanvankelijk wel vnl. scholieren en advocatenklerken), die in de eerste helft van de 16de eeuw hun hoogste bloei bereiken, brengen een aantal zotten ten tonele als allegorieën van dwaasheden en misbruiken. De monoloog of sermon joyeux geeft in de mond van één acteur (die zich soms kan richten tot een veronderstelde tegenstander: zijn schaduw of zijn marot) een parodie van religieuze-, politieke- of sociaal-economische aard. Het genre is ook in Nederland bekend geweest en leeft in de 16de eeuw voort als een bepaald soort tafelspel. De overige Franse variëteiten (jeu parti, moralité, esbatement) zijn nog onvoldoende gedetermineerd. In Engeland bestaat er aan overgeleverde teksten van comische spelen weinig of niets. Een geheel eigen plaats nemen de Robin Hood-spelen in, dialogen waarin de spelers behendigheids- en krachtproeven afleggen. In de disguisings, mummings of masks bezat men daar tegen het einde van de Middeleeuwen nog allegorisch-romantische spelen, eerst aan het hof, dan ook bij de adel vertoond, maskerspelen, die hun ontstaan danken aan de volksgebruiken (gemaskerde dansen en ommegangen) inzonderheid in de carnavalstijd. In Italië is het comische genre rijker vertegenwoordigd; althans sinds het einde van de 15de eeuw kan men daar onderscheid maken tussen de contrasti (disputaties tussen allegorieën zoals Vasten en Vastenavond), frottola’s (typenvoorstellingen in dramatische vorm), carri (comische twistgesprekken op wagens met Carnaval te Rome) en commedie (dialogen). Voor de Nederlandse ontwikkeling zie ook bij Esbatement.

Behalve in Italië, waar de autochthone comische dramatiek voor een goed deel blijft voortleven in de Commedia dell’arte, is de klucht sinds de Renaissance in West-Europa snel in verval geraakt. Ofschoon er in de 17de eeuw nog namen van vooraanstaande dichters als Molière en in Nederland Bredero aan verbonden zijn, is het gros van de toen in massa vervaardigde kluchten van zeer gering allooi. Beroofd van de oorspronkelijke levenswortels, was het genre voor zijn voortbestaan, aangewezen op actualiteiten en grove, vaak obscene, komiek, waardoor het weldra uitsluitend in handen kwam van de poëtasters, die alleen bij het lagere publiek op bijval kunnen hopen. De dichters van een zekere standing verwierpen trouwens mèt de oude middeleeuwse poëzie ook de klucht en beoefenden de comische dramatiek alleen in de vorm van het blijspel, dat zich, ondanks de inzinkingen in de loop van de 18de eeuw, op het societytoneel heeft kunnen handhaven. Afgezien van boerenen bruiloftsvertoningen mag de moderne revue misschien nog als een late erfgenaam van de middeleeuwse klucht worden beschouwd.

DR j. j. MAK

Lit.: zie bij blijspel en drama.

< >