is de naam waaronder men de mythologische gegevens die door de Keltische bewoners van Ierland en Wales overgeleverd zijn, samenvat. Het oudste Ierse handschrift, waarin zulke gegevens voorkomen, is uit de 12de eeuw, maar het bevat gedeeltelijk gegevens uit vroegere eeuwen.
Het oudste handschrift uit Wales dateert van de 13de eeuw. Deze handschriften zijn in proza geschreven. Van een mythologie in de eigenlijke zin van het woord kan men echter (voor zo ver uit de overgeleverde gegevens blijkt) bij de Kelten niet spreken. De Ierse verhalen, onze voornaamste bron, zijn als heldensagen bedoeld. Deze zijn echter zo zeer van mythologische motieven doortrokken, dat men vroeger de hele heroische literatuur wel, ten onrechte, bij de mythologie ingelijfd heeft. Een overzicht van scherp omlijnde godenfiguren en hun lotgevallen is aan deze gegevens niet te ontlenen. Het magische in het algemeen, niet het individuele, staat in het centrum van de belangstelling. Er zijn veel natuurmythen, doordat de religieuze gedachte, hoe men tot een vreedzaam samenleven met de natuur kon geraken, de Keltische volken het meest vervuld heeft. Daarmee hangt het geloof aan locale goden, landgeesten (Sidhe), elfen, dwergen, heilige bronnen, bomen en stenen samen. De verblijfplaats der gelukzaligen werd op een eiland in het Westen of op de bodem van de zee gedacht. Een hel kenden de Ieren niet.De Ierse goden heetten Tuatha De Danann (= de volken van de godin Danu). De hemelgod heette Fichu (= de vader van allen) of Dagdae (= de goede god). De oorlogsgod heette Nuado, terwijl Morrigu, Macha en Bodb oorlogsgodinnen waren. Goibniu of Gobban heette de god der smeden. Brigit was de godin van het vuur en de poëzie. De god van de zee, de kooplieden en zeelieden was Manannan, terwijl Lug de meester van alle kunsten en vuurgod was.
Volgens de Ierse voorstellingen is het land het eerst in het bezit van de wilde demonen der Fomore geweest, die door de goden, de volken van Danu, verdreven zijn. Deze laatste zijn door de zonen van Mil, de stamvaders van de Keltische bewoners van Ierland, verslagen en in de elfenheuvel verbannen, waar zij als het geheimzinnige volk der Sidhe voortleefden.
DR. B. VAN DEN BERG
Lit.: A. G. v. Hamel, in: De Tuin der Goden, dl I (1940), blz. 336-404, en de daar genoemde literatuur.