Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Karel (rooms-duitsland)

betekenis & definitie

naam van enige ROOMS-DUITSE keizers.

Karel I, II en III

z
Karel, Frankische koningen en Roomse keizers.

Karel IV,

koning van Bohemen en Rooms-Duits keizer (1346-1378) uit het Luxemburgse huis, heette oorspronkelijk Wenzel (Praag 14 Mei 1316 - 29 Nov. 1378), oudste zoon van Jan de Blinde. Reeds in 1331 was hij plaatsvervanger van zijn vader in Italië en kreeg in 1333 Bohemen en Moravië te besturen. 11 Juli 1346 werd hij te Rense op instigatie van paus Clemens VI en met diplomatieke hulp van zijn vader en van Frankrijk door vijf keurvorsten tot tegenkoning van Lodewijk IV de Beier benoemd. Onbetwist werd hij na Lodewijks dood te Aken gekroond (23 Juli 1349). Van zijn tegenstanders in het keurvorstencollege had hij markgraaf Lodewijk van Brandenburg op zijn hand weten te krijgen en evenzo de Paltsgraaf door een tweede huwelijk te sluiten met diens dochter Anna. Met het Habsburgse huis verbond hij zich door een zijner dochters met hertog Rudolf IV van Oostenrijk te doen huwen en een tweede dochter met diens broeder Albrecht III. Koning Karel onderscheidde zich van de meeste vorsten van zijn en ook van de volgende tijd door zijn klaar onderkennen en het consequent aanvaarden der werkelijkheid.

Hij erkende de ondergang der keizerlijke macht. Vandaar dat hij reeds bij zijn verkiezing de Kerk beloofd had, niet naar Italië te gaan zonder toestemming van de paus. Geen scherper tegenstelling dus dan die tussen Karel en de fantastische „volkstribuun” Cola di Rienzi, die hem in 1350 kwam opwekken om mede te werken tot de verkiezing van een nieuwe paus en met deze en Rienzi de wereldheerschappij te delen: Karel deed hem arresteren. Wel is waar vertoefde hij daarop in 1354 en 1355 in Italië, ontving hij in Milaan de Lombardische konings- en in Rome de keizerskroon, maar dat gebeurde slechts om de locale machthebbers voor veel geld een rechtsgrond voor hun macht te verschaffen: zo kregen de Visconti’s in Milaan het Rijksvicariaat. Zo is het ook te verklaren dat hij de Gouden Bul van 1356, die tot 1806 als grondwet van het Rooms-Duitse rijk zou gelden, uitvaardigde en daarbij speciaal de positie der keurvorsten wettelijke bevestiging verleende. Daarentegen wist hij in Bohemen en Moravië, die hij in deplorabele toestand van zijn vader had overgenomen, orde en welvaart te scheppen en zijn huismacht uit te breiden zonder scherpe reacties daartegen op te wekken.

Reeds had hij in 1344 van paus Clemens VI de verheffing van Praag tot een aartsbisdom verkregen (daarmee kerkelijke onafhankelijkheid voor zijn land verwervende); in 1348 volgde de oprichting van de Praagse universiteit, in navolging van die van Parijs en van Bologna. Vooral door Duitse en Italiaanse architecten liet hij zijn hoofdstad verfraaien en vergroten en hij bevorderde in Bohemen de Westeuropese (Franse en Duitse) cultuur. Door afstamming en opvoeding (zijn jeugd had hij aan het Franse hof doorgebracht) was hij zeer verfranst, door neiging cosmopoliet. Klaarblijkelijk was zijn doel Bohemen tot het kernland van het Rooms-Duitse rijk te maken: aan alle kanten breidde hij het uit. In 1353 verkreeg hij bij de dood van zijn tweede schoonvader een deel van de Opper-Palts; in 1368 door zijn derde huwelijk: Schweidnitz en Jauer, de laatste Silezische hertogdommen, die nog niet tot Bohemen behoorden; in 1373 bij verdrag: Brandenburg. Een opvolgingsovereenkomst met het Huis Habsburg en de verloving van zijn tweede zoon Sigismund met de erfdochter van Hongarije schenen voor zijn staatkunde een nog schitterender perspectief te openen.

Desondanks gelukte het hem in 1376, zijn oudste zoon Wenceslaus (Wenzel) door de keurvorsten tot opvolger te doen kiezen. Karel IV is viermaal getrouwd geweest: met Margaretha Blanche van Valois (een zuster van Philips VI van Frankrijk), met Anna van de Palts, met Anna van Schweidnitz en met Elizabeth van Pommeren. Bij zijn dood erfde Wenceslaus Bohemen en Silezië, Sigismund Brandenburg, Johan de Lausitz en zijn neef Joost Moravië. Hij schreef een korte geschiedenis van zijn jeugd (Latijn, 1350; ed. J. F. Boehmer in Fontes rerum Germanicarum I, 1843; Duitse vertaling door Oelsner 1899).

Lit.: H. Friedjung, Karl IV. und sein Anteil am geistigen Leben seiner Zeit (Wien 1876); E. Werunsky, Gesch. Karis IV. und seiner Zeit (3 dln, Innsbruck 1880-1892); A. Gottlob, Karis IV. private und politische Beziehungen zu Frankreich (Innsbruck 1883); G. Pirchan, Italien und Karl IV. in der Zeit seiner 2. Romfahrt (2 dln, Prag 1930); Josef Pfitzner, Kaiser Karl IV. (Potsdam 1938).

Karel V

(Gent 24 Febr. 1500 - Yuste 21 Sept. 1558) was de oudste zoon van Philips de Schone en van Johanna van Aragon, een dochter van Ferdinand en Isabella, en kleinzoon van keizer Maximiliaan en van Maria van Bourgondië, de enige dochter van Karel de Stoute (z stamboom Bourgondische Huis). Hij werd in Mechelen opgevoed onder toezicht van zijn tante Margaretha van Savoye (Margaretha van Oostenrijk), die ook landvoogdes was (Maximiliaan was officieel regent). Karel had voorkeur voor lichamelijke training, maar leerde toch ijverig wat een edelman van die tijd kennen moest; zijn eigenlijke opvoeder was Willem van Croy, heer van Chièvres; een grote rol speelde Adriaan Florisz. van Utrecht (later paus Hadrianus VI), die hem inwijdde in de theologie en hem de ernstige vroomheid bijbracht van de moderne Devotie.

Onder zijn opvoeders bevonden zich verder vele Nederlanders, enkele Duitse vorstenzoons en enige Spaanse geestelijken. Aan ’t hof van Margaretha was Gattinara de voornaamste politieke raadgever. Op aandrang van de Nederlandse edelen, onder leiding van Chièvres, werd Karel reeds 5 Jan. 1515 volwassen verklaard, waardoor Margaretha werd uitgeschakeld en Chièvres de politieke leider werd. Zijn staatkunde was niet zozeer gericht op de Habsburgse belangen dan wel op verzoening met Engeland en Frankrijk. Maar reeds in 1516 stierf Ferdinand van Aragon en aanvaardde Karel de opvolging in Aragon en Castilië, met voorbijgaan van de rechten van zijn moeder. In 1517 vertrok hij, vergezeld van vele Nederlandse edelen, naar Spanje en voerde hier het bestuur tot ergernis van de Spanjaarden en tot voordeel van zijn Nederlandse hovelingen.

Hij zelf was nog allerminst zelfstandig, laat ontwikkeld als hij was. Toen Maximiliaan stierf (12 Jan. 1519) waren het vooral Hendrik van Nassau en het geld der Fuggers, die zijn verkiezing tot keizer (28 Juni 1519) tegenover de candidatuur van Frans I van Frankrijk teweegbrachten, tegen de oppositie van enige keurvorsten en vele vorsten.

In de Nederlanden was het bestuur weer toevertrouwd aan Margaretha van Savoye, eerst voorlopig en definitief in 1519; Karel gaf haar een grote zelfstandigheid en bemoeide zich voortaan maar zeer weinig met ons land, waar hij na een kort verblijf in 1520 slechts zelden resideerde. Haar regering wordt allereerst ingenomen door de oorlog met Karel van Gelder. In Utrecht wist men de verkiezing van Philips van Bourgondië te verkrijgen en later van Hendrik van Beieren, maar de tegenpartij was er machtig. In Friesland had George van Saksen zijn rechten aan Karel V afgestaan; in 1524 werd deze er als heer erkend. Enige jaren later werd de bisschop van Utrecht er toe gebracht zijn wereldlijke macht aan Karel V af te staan (1528), in 1536 huldigde Groningen hem als heer en ten slotte werd in 1543 Willem van Gulik (Karel van Gelders opvolger) door het beleg van Gulik gedwongen zijn rechten op Gelre af te staan. Daardoor was Karel heer van alle Nederlanden geworden.

In 1548 werd de éénwording bekroond door de Pragmatieke Sanctie, waarbij de opvolging in alle gewesten gelijkelijk geregeld werd, en werden de Nederlanden te zamen als één Bourgondische kreits in het Duitse Rijk opgenomen, met grote zelfstandigheid. Vooral de noordelijke gewesten hadden geleden onder de stroop- en plundertochten van Maarten van Rossum en Grote Pier (1527 plundering van ’s-Gravenhage, tocht van Maarten naar Luxemburg). Weinig gunstig was ook de toestand van de handel op de Oostzee, zo belangrijk voor Holland en Zeeland. Hier had Karel ingegrepen, door steun te geven aan zijn zwager, Christiaan II, toen deze uit zijn land verjaagd was, maar zonder succes; in 1544 werd een gunstig handelsverdrag gesloten (Spiers).

De laatste jaren van Karels bestuur zijn voor alle Nederlanden een tijd van grote bloei geweest; zijn gehele regering was een bloeitijdperk voor Brabant en Vlaanderen. Antwerpen werd het middelpunt van de wereldhandel, de verhoudingen met Engeland op industrieel en handelsgebied werden pas langzamerhand minder gunstig; in het land heerste in het algemeen rust. Alleen in Gent brak in 1539 een ernstige opstand uit, een laatste poging om de vroegere zelfstandigheid en de vroegere voorrechten te herwinnen, die door Karel bedwongen werd; Gent verloor zijn laatste voorrechten. Het was een waarschuwend voorbeeld voor de andere steden. Ook in Utrecht had Karel in 1528 een einde gemaakt aan alle invloed der gilden. Maar in het algemeen was Karel in dezen gematigd en Maria van Hongarije, die in 1531 naar tante als landvoogdes opvolgde, zeker.

De invloed der statenvergaderingen nam eerder toe dan af, de Staten-Generaal werden vele malen bijeengeroepen. Maar daarnaast berustte de eigenlijke regeermacht geheel bij de provinciale Hoven (ook in Friesland, Gelderland en Utrecht werden zulke ingericht), de stadhouder en de drie Raden naast de landvoogdes, zoals dit in 1531 definitief geregeld werd (z Raad van State, Geheime Raad, Raad van Financiën). Grote ontevredenheid alleen wekte de kettervervolging. Karel heeft tegen de aanhangers van Luther, van Wessel Gansfoort, van Erasmus, de Wederdopers enz. strenge plakkaten uitgevaardigd: reeds in 1521 werd het Edict van Worms hier gepubliceerd, in 1523 werd de inquisitie, met veel strijd over haar bevoegdheden en over de vraag of zij keizerlijk of wel pauselijk zou zijn, georganiseerd. Groot is het aantal slachtoffers geweest, terwijl duizenden uitweken. Streng was vooral het plakkaat van 1551, een samenvatting van alle voorgaande.

Oorlogen met Frankrijk

z Frans I.

Strijd met de Islam

Reeds bij zijn regeringsaanvaarding vond Karel de Turken in Hongarije dicht bij de Oostenrijkse grens, in 1526 versloeg Soleiman de Hongaarse koning Lodewijk (gehuwd met Karels zuster Maria), bij Mohacz. Deze sneuvelde en zijn rechten gingen over op Karels broer Ferdinand (verdelingsverdrag van 1522). Deze kon, ook door de oppositie der Hongaren, de regering niet aanvaarden en zocht hulp bij Karel. Van toen af was de keizer bijna voortdurend in strijd met de Turken, die in het algemeen de sterksten waren. In 1529 belegerden zij echter Wenen vergeefs en in 1532 was het gevaar voorlopig geweken. Ook als Spaans koning en als Italiaans vorst voerde Karel strijd met de Islam: in 1535 ondernam hij een tocht naar Tunis en veroverde deze stad en vele andere.

Soleiman zag hierin natuurlijk ook een gevaar voor de Turken en verbond zich met Frans I, zodat in 1541 een nieuwe oorlog in Hongarije volgde. Daarbij trok Karel weer uit om de zeeroverij op de Middellandse Zee te bestrijden, maar zijn tocht naar Algiers (1541) mislukte jammerlijk door storm en bracht de keizer zware verliezen.

In het Duitse Rijk. Het allerminste succes heeft Karel in het keizerrijk zelf gehad. De Duitse keizermacht was reeds langer dan een eeuw niet zeer belangrijk meer. Tegen een sterke oppositie werd zijn verkiezing doorgezet, met een voor Karel ongunstige „verkiezingscapitulatie” (van 3 Juli 1519). Hij kwam enige maanden daarna in het Rijk en werd 23 Oct. 1520 plechtig te Aken gekroond. Van de invoering van een krachtig Rijksbestuur kon niets komen, alleen het Rijkskamergerecht werd geïnstalleerd.

Toen was het Lutheranisme reeds gegroeid tot een belangrijke macht. Op de Rijksdag van Worms (Jan. - Mei 1521) bleek dit duidelijk. Toen de Rijksdag grotendeels was verlopen, wist de keizer echter nog het besluit door te zetten waarbij Luther in de rijksban gedaan werd (Edict van Worms). Karel kon, zeer tot zijn leedwezen, door zijn oorlogen en door de oppositie der Duitse vorsten niets doen tot uitvoering van dit edict. Hij was meestentijds zelf in Spanje of Italië en liet de regering in het Rijk geheel over aan zijn broer Ferdinand, die sinds 1521 zijn stadhouder was en de erflanden regeerde. Telkens weer moest hij het aanzien, dat op de Rijksdag slappe besluiten tegen de Lutheranen of zelfs voor hen gunstige beslissingen werden genomen (2de Rijksdag van Spiers 1529, Neurenberger Godsdienstvrede 1532). 6 Febr. 1531 sloten enige Luthersgezinde vorsten zelfs te Schmalkalden een verbond om zich te verdedigen tegen ’s keizers maatregelen.

Ondertussen dreigden zeer ernstige conflicten, gelijk de Boerenopstand (1525), de Württembergse opvolgingskwestie (1534) , de Wederdopers te Munster (1535) en de moeilijkheden met Jürgen Wullenweber in Lübeck in verband met de Hanze en de Deense kwestie (1533). Eerst in 1544 kreeg Karel V de gelegenheid zich persoonlijk meer met de Duitse zaken te bemoeien. Nu kon hij afrekenen met de ketterij. In 1546 was hij gereed en met een leger onder bevel van Alva trok hij tegen de Protestanten op (Schmalkaldische oorlog) en versloeg hen: (slag bij Mühlberg, 1547), waarbij zijn twee voornaamste tegenstanders gevangen genomen werden. De Rijksdag van Augsburg (1548), waar het Interim werd afgekondigd, betekent dan ook het hoogtepunt van Karels macht.

Met de paus is Karels verhouding zeer wisselend geweest. In Italië steeds nauw verbonden met de Medici, stond hij op goede voet met Leo X en het was vooral om deze verstandhouding niet te schaden, dat hij dadelijk een afwijzende politiek tegenover Luther voerde, toen de paus deze had veroordeeld. Na Leo’s dood zette Karel de verkiezing van zijn leermeester, reeds verheven tot aartsbisschop van Toledo en bestuurder van Spanje bij ’s konings afwezigheid, tot 'paus door: Hadrianus VI (1522-1523). Daarna werd weer een Medici gekozen, maar deze Clemens VII (1523-1534) voerde een meer zelfstandige politiek, vooral gericht op handhaving van de macht van de Kerkelijke Staat. Toen Karel al te machtig werd, sloot hij zich aan bij Frans I (1526), wat leidde tot de Sacco di Roma. Daarna verzoende hij zich met Karel, die hij in 1530 te Bologna tot keizer kroonde en die daarna de Medici in Florence herstelde, spoedig verheven tot groothertogen van Toscane.

In 1534 werd een. Farnese, Paulus III (1534-1549), paus, die evenzeer gesteld was op de handhaving van zijn wereldlijke macht als op hervorming van de Kerk onder pauselijke leiding. Staatkundig stond de keizer aan zijn zijde (hij gaf zijn natuurlijke dochter Margaretha ten huwelijk aan Paulus’ zoon Ottavio van Parma), maar in het kerkelijke waren paus en keizer elkaars tegenstanders, want Karel wilde de restauratie der Kerk onder zijn leiding en ten behoeve van zijn dynastieke belangen doorzetten en verlangde met het oog op Duitsland een aan de Lutheranen tegemoetkomende houding. Over de vraag waar en hoe het concilie zou bijeenkomen, lagen paus en keizer dan ook jaren overhoop, met het gevolg dat het eerst in 1545 bijeenkwam te Trente, een Duitse stad vlakbij Italië. De paus nam er de leiding en verplaatste het spoedig naar Bologna. Onder Julius III (15501555) was de verhouding niet veel beter.

Met Engeland was de verhouding eerst goed: Karels tante Catharina van Aragon was gehuwd met Hendrik VIII, die echter geenszins openlijk tegen Frankrijk wilde optreden en dan ook met beide partijen telkens verdragen sloot. Na de nederlaag van Frans I bij Pavia steunde Hendrik de verslagen koning en tegelijkertijd maakte hij plannen tot echtscheiding van Catharina, waarover de keizer natuurlijk zeer slecht te spreken was. Nadat Hendrik zich van de paus had losgemaakt, zocht hij toenadering tot de Duitse Protestantse vorsten, Karels vijanden, maar wilde het toch niet tot een breuk met Karel laten komen. Onder Edward VI hield Engeland zich geheel afzijdig,onder de Katholieke Maria lag toenadering tot Karel voor de hand en dit werd een bondgenootschap, o.a. tegen Frankrijk, toen Maria huwde met Philips, Karels zoon.

Karels einde

Kort na de overwinning op de Protestanten kwam de ommekeer: in 1551 keerde Maurits van Saksen, die in de Schmalkaldische oorlog Karels zijde gekozen had, zich plotseling tegen de keizer, nadat hij zich verbonden had met Hendrik II. De Lutheranen staken het hoofd op, de vorstenoppositie deed zich weer gelden. Maurits trok in snelle marsen van Maagdenburg naar Innsbruck, waar Karel vertoefde, en de keizer ontsnapte door een overijlde vlucht naar Karinthië nauwelijks aan een gevangenneming. De onderhandelingen met Maurits en de vorsten liet Karel, die zich persoonlijk tegen Hendrik richtte, aan Ferdinand over, die het Passauer Verdrag (1552) en daarna op de Rijksdag van Augsburg een godsdienstvrede sloot, waarbij het gehele werk van Karel V ongedaan gemaakt werd. Het was de genadeslag voor de reeds ziekelijke keizer; hij besloot afstand te doen: 25 Oct. 1555 droeg hij het bestuur over de Nederlanden te Brussel over aan zijn zoon Philips II, aan wie hij 5 Jan. 1556 ook Spanje en de Nieuwe Wereld overdroeg. 7 Sept. 1556 legde hij de Duitse kroon neer (de keurvorsten kozen Ferdinand, die reeds de Oostenrijkse landen en Bohemen bestuurde) en trok naar Spanje, waar hij nog twee jaar in een villa bij het S. Hieronymusklooster San Yuste teruggetrokken leefde, in godsdienstige ascese en vervuld van de gedachte aan het leven hiernamaals; hij was er, vergezeld van zijn zusters Eleonora en Maria, 5 Febr. 1557 aangekomen. In 1574 liet Philips II zijn stoffelijk overschot naar het Escorial overbrengen.

Karel V is een der meest tragische figuren van de geschiedenis. Zijn levenstaak zag hij allereerst in de vestiging van een wereldmacht voor het Habsburgse huis en steeds heeft hij van dit standpunt uit de Europese politiek gezien en trachten te leiden. De huwelijken van zijn zusters en kinderen waren daartoe het middel (z Habsburg, stamboom). Maar hij miste staatkundig inzicht en zelfstandigheid; hij streefde altijd naar het doel met kleine middelen of hij beproefde een groots plan juist op een daarvoor minder geschikt ogenblik. Zeer laat volwassen en lijdend aan periodieke besluiteloosheid en apathie, gelijk zijn moeder, heeft hij zich te veel door anderen laten leiden. Eerst waren het de Nederlanders (Chièvres, Hendrik van Nassau), die hem geheel beheersten, later volgde hij de raad van Spanjaarden als Gonzaga, Italianen (Gattinara) en vooral de Bourgondiërs (de beide Granvelles).

Zijn plannen leden geheel schipbreuk: zijn erfenis werd verdeeld over de beide takken van het huis Habsburg, de macht over Engeland door het huwelijk van Philips was slechts schijn, Frankrijk had de strijd over de hegemonie in West-Europa gewonnen en in de Nederlanden was de kiem gelegd voor de latere opstand. Ook in zijn ander levensdoel, de strijd tegen de ketterij, is hij in het geheel niet geslaagd: in de Nederlanden tierde de Hervorming welig, in Duitsland had het Lutheranisme vrijheid gekregen, terwijl het Concilie van Trente niet de restauratie der Kerk naar zijn inzichten bracht.

Karel was 10 Mrt 1526 te Sevilla gehuwd met Isabella van Portugal (gest. 1 Mei 1539), de moeder van Philips II. Zijn dochters uit dit huwelijk waren: Maria, gehuwd met Maximiliaan II van Duitsland, en Johanna, gehuwd met de infant van Portugal. Karel heeft zijn gemalin altijd zeer gewaardeerd maar Barbara Blomberg te Regensburg werd de moeder van Karels onwettige zoon Don Juan van Oostenrijk, en Johanna van der Gheinst (uit Oudenaarde) was de moeder van Margaretha van Parma.

DR H. A. ENNO VAN GELDER

Lit.: A. Walther, Die Anfänge Karels V. (ign); A. Henne, Histoire du règne de Charles-Quint en Belgique, 10 dln (1858-’60); K. Lanz, Korrespondenz des Kaisers Karl V., 3 dln (1844-’46); Idem, Staatspapiere zur Geschichte des Kaisers K. V. (1845); Idem, Aktenstücke u. Briefe z.

Gesch. Karls V. (1853) ; L. P.Gachard, Correspondance de Charles-Quint et d’Adrien VI (1859), F. Schnabel, Deutschlands geschichtl. Quellen u. Darstellungen in der Neuzeit,I,Das Zeitalter der Reformation(1931); H.

Baumgarten, Geschichte Karls V., 3dln (I885-92) ; E. Armstrong, The Emperor Charles V, 2 dln (1902); K. Brandi, Kaiser Karl V. (2 dln, 1937-1941); Idem, Deutsche Geschichte im Zeitalter der Reformation (1928); P. Fredericq, De Nederlanden onder Keizer Karel V (1885); Gh. de Boom, Charles-Quint, prince des Pays-Bas (8ste dr. 1943); J. S. Theissen, De regering van Karel V in de N.

Ned. (1912); E. Gossart, Charles-Quint, roi d’Espagne (1910); A. Morel-Fatio, Historiographie de GharlesQuint (1913); R. Häpke, Die Regierung Karls V. und der eur. Norden (1914).

Karel VI

(Wenen 1 Oct. 1685 - 20 Oct. 1740; regeerde van 1711-1740), tweede zoon van keizer Leopold I. Tijdens de Spaanse Successie-oorlog (1700-1713) was hij de tegencandidaat der Geallieerden tegen de Franse pretendent Philips van Anjou (z Philips V van Spanje).Toen hij echter in 1711 door de plotselinge dood van zijn broer keizer Jozef I heer der Oostenrijkse erflanden en keizer werd, vielen hem tal van bondgenoten af en liep de Spaanse oorlog mis. Wel is waar weigerde hij in 1713 nog om zich bij de Vrede van Utrecht tussen de Zeemogendheden en Frankrijk aan te sluiten, maar in het volgend jaar moest ook hij met laatstgenoemde mogendheid de Vrede van Rastatt en Baden sluiten (6 Mrt), waarbij hem Napels, Milaan, Sardinië en de Zuidelijke Nederlanden toevielen. De oorlog met Spanje duurde nog voort, maar werd in het vervolg slechts in Italië gevoerd. In 1712 was Karel in Hongarije gekroond en in 1723 gebeurde hetzelfde in Bohemen: in het eerste land heette hij Karel III. Aanvankelijk leek Karels regering zijn stamhuis nog grotere machtsontplooiing te zullen brengen.

De overwinningen van Eugenius van Savoye in de Turkenoorlog van 1716-1718 leidden tot de Vrede van Passarowitz (21 Juli), waarbij het Banaat van Temesvar, het N. van Bosnië en Servië (met Belgrado) en een gedeelte van Walachije aan Oostenrijk kwamen. In Jan. 1720 kwam de algemene vrede tot stand, waarbij Karel nog Sicilië verkreeg in ruil voor Sardinië, dat hij afstond aan de hertog van Savoye. Reeds in 1713 had de keizer bepaald, dat, indien hij zonder mannelijke nakomelingschap bleef, zijn eventuele dochters vóór Maria Josepha en Maria Amalia zouden gaan, de dochters van zijn oudere broer Jozef I. Toen dat geval zich inderdaad voordeed (in 1717 werd Maria Theresia geboren), liet de keizer in 1720 en 1722 zijn beschikking goedkeuren door de stenden van Oostenrijk en Bohemen en die van Hongarije en Zevenburgen. Bovendien leek het hem geraden deze Pragmatieke Sanctie door allerlei concessies te laten aannemen door de buitenlandse mogendheden. Engeland, de Republiek en Spanje erkenden in 1731 bij het Verdrag te Wenen de Pragmatieke Sanctie, Don Carlos zou in Parma opvolgen en de Compagnie van Oostende werd opgeheven.

In Jan. van het volgende jaar werd door bemiddeling van Pruisen — Frederik Willem I had reeds in 1726 de Pragmatieke Sanctie erkend (Verdrag van Königswusterhausen) — ook de erkenning van de Rijksdag verkregen: met uitzondering echter van Beieren, Saksen en de Palts. In de Poolse Successie-oorlog (1733-1735) behaalde zijn candidaat Augustus III de overwinning, maar zijn legers vochten ongelukkig aan de Rijn. Bij de Voorlopige Vrede van Wenen (Oct. 1735, bevestigd in 1738) erkende ook Frankrijk de Pragmatieke Sanctie, verruilde Don Carlos Parma tegen Napels en Sicilië en verkreeg Karels toekomstige schoonzoon, Frans Stefanus van Lotharingen, Toscane, waartegen Frankrijk aanspraken op diens stamland verwierf. Een laatste Turkenoorlog (1736-1739) kwam Oostenrijk op al zijn gebiedsuitbreiding van de Vrede van Passarowitz behalve het Banaat te staan (Vrede van Belgrado 18 Sept. 1739). Toen Karel VI stierf, was het zeker dat Beieren en Spanje zijn dochter delen van haar erfenis betwisten zouden, terwijl de houding van Frankrijk en Pruisen onzeker was, het laatste omdat de keizer zich van zijn kant aan de bepalingen van Königswusterhausen slecht gehouden had (z Oostenrijkse Successie-oorlog).

Lit.: Gadeke, Die Politik Oesterreichs in der spanischen Erbfolgefrage (Wien 1877); Landau, Gesch. Karls VI. als König von Spanien (Stuttgart 1889); v. Radicz, Kaiser K. VI. als Staats-und Volkswirt (1886); J. Ziekursch, Die Kaiserwahl K.s VI. (1902); M. Huisman, La Belgique commerciale sous Tempereur Charles VI.

La Compagnie d’Ostende (1902); K. Uhlirz, Handb. d. Gesch. Oesterr. u. s. Nachbarländer, I (1927)» Heinrich Benedikt, Das Königreich Neapel unter Kaiser K. VI (1927).

Karel VII Albert

keizer van 1742-1745, keurvorst van Beieren van 1726-1745 (Brussel 6 Aug. 1697 - München 20 Jan. 1745), was gedurende de Spaanse Successie-oorlog na de verovering van Beieren door de Geallieerden, van 1706-1714 in Oostenrijkse gevangenschap. In 1722 huwde hij met Maria Amalia, tweede dochter van keizer Jozef I, maar ondanks het feit, dat zijn gemalin bij gelegenheid van dat huwelijk al haar rechten op de Oostenrijkse successie had opgegeven, trok hij in 1732 die erkenning der Pragmatieke Sanctie in (z Karel VIl. In aansluiting daarmee sloot Karel Albert in 1741 met Frankrijk het Verdrag van Nymphenburg, waarbij hem de keizerskroon, Bohemen en Oostenrijk beloofd werd (z Oostenrijkse Successie-oorlog). Dank zij de inval van Frederik II van Pruisen in Silezië gelukte het hem inderdaad Opper-Oostenrijk met Linz benevens (met behulp van een Frans leger onder Belle-Isle) een deel van Bohemen met Praag te veroveren. 24 Jan. 1742 werd hij daarop te Frankfort met algemene stemmen der keurvorsten tot keizer verkozen. Toen Pruisen echter een afzonderlijke vrede sloot, de Hongaren zich enthousiast achter Maria Theresia schaarden en het „Pragmatieke leger”, dat Engeland gezonden had, de Fransen bij Dettingen geslagen had (Juni 1743), was het uit met Karels geluk. De Oostenrijkers veroverden zelfs Beieren.

Karels generaal von Seckendorf wist hen wel is waar nog twee keer er uit te verdrijven (1743 en 1744), maar de poging om de macht van het Huis Habsburg te verbrokkelen en de keizerskroon aan Wittelsbach te brengen was toch definitief mislukt. Karels dagboek werd in 1883 uitgegeven door Heigel.

Lit.: F. J. Lipowsky, Lebens- und Regierungsgesch. d. Kurfürsten v. Bayern, K. A., nachmal.

Kaisers K. VII. (1830); K. T. Heigel, Der Oesterr. Erbfolgestreit u.d. Kaiserwahl Karls d.

VII. (1877); R. Lodge, Studies in 18th Cent. Diplomacy (1740-1748) (Londen 1930).

< >