heilige en kardinaal (Beverley York 1459 Londen 22 Juni 1535), studeerde te Cambridge, was enige tijd professor en van 1501 af vice-kanselier en later kanselier aan deze universiteit, welke hij reorganiseerde, en werd in 1504 bisschop van Rochester. Hij was humanist, bevriend met Erasmus, bestreed in meerdere geschriften de leer van Luther en stond in hoog aanzien bij koning Hendrik VIII.
Toen hij echter naar aanleiding van het echtscheidingsproces van de koning de zijde koos van de koningin, Catharina van Aragon, viel hij in ongenade; de koning liet hem in de gevangenis werpen, maar hij herkreeg zijn vrijheid op 25 Mrt 1534 tegen betaling van een hoog losgeld (300 pond). Ook na zijn bevrijding bleef Fisher hardnekkig weigeren de eed op de Suprematie-Act, waarbij de koning als hoofd van de Engelse kerk werd erkend, af te leggen en de koning liet hem daarom 15 Apr. 1534 opnieuw opsluiten in de Tower. Toen paus Paulus III hem op 22 Mei 1535 opnam in het college der kardinalen, liet de verbitterde koning hem ter dood veroordelen en onthoofden. Op 19 Mei 1935 is hij door paus Pius X onder het getal der heiligen opgenomen. Feestdag 22 Juni.Bibl.: Opera omnia (Würzburg 1597); The Engl, works coll, by J. E. B. Mayor, I (1876).
Lit.: F. Bridgett, Life of Fisher (1888); R. Fisher-Treuenfeld, Lord J. Fyssher (1894); R. Bayne, The life of F. transscribed from ms. Harleran 6282 (1921, Early Engl, text Soc., Extra series 27); Thureau, Le bienheureux J. F. (Paris 1907); J. Trésal, Les origines du schisme anglican (1923); P. Polman, L’élément historique dans la controverse religieuse du XVIe siècle (1932); A. Erb, Th. Morus, J. F. (1935).