Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Kardinaal

betekenis & definitie

is de titel van de hoogste kerkelijke waardigheidsbekleders na de paus, die deze bijstaan en raad geven in het bestuur der Kerk, vooral in en door de Romeinse Congregaties. Zij zijn de enige stemgerechtigden bij de pauskeuze, nemen deel aan de algemene concilies en kunnen benoemd worden tot legatus a latere d.i. een bepaalde vorm van actief gezantenrecht.

Aanvankelijk droeg iedere geestelijke, die vast aan een kerk was aangesteld (incardinatus) de naam „cardinalis”. Ook heette aldus een geestelijke, die aan een hoofdkerk (cardo), met name een bisschoppelijke kerk, verbonden was. Later bleef die naam gereserveerd enkel voor de voornaamste priester van zulk een hoofdkerk. In Rome waren destijds 28 dergelijke hoofdkerken. Toen zich langzamerhand te Rome een college van kardinalen begon te vormen — de tijd is niet bekend —, waren deze leiders van de hoofdkerken de eerste aangewezenen om als kardinaal-priester op te treden. Bij deze 28 voegden zich nog de diakens, die aan het hoofd stonden van de armenzorg in de 7 kerkelijke regionen, en de bisschoppen, die de 7 naburige bisdommen bestuurden.

Zo kwamen er dus 28 kardinaal-priesters, 7 kardinaal-diakens en 7 kardinaal-bisschoppen. Het college steeg zeer in aanzien, toen paus Nicolaas II daaraan in 1059 de pauskeuze opdroeg. Allen waren tot dan toe Curie-kardinalen en resideerden in Rome. Sinds het einde der 12de eeuw werden ook buitenlandse bisschoppen in het college opgenomen. In de Middeleeuwen steeg het aantal kardinalen, indien compleet, van 42 tot 52 nl. 6 kardinaal-bisschoppen (dus één minder, wegens een samensmelting van twee suburbicaire bisdommen), 28 kardinaalpriesters en 18 kardinaal-diakens. De hervormingsconcilies van Constanz en Bazel verminderden het getal tot 24, totdat Sixtus V in 1586 het bracht op 70.

Dit getal, dat evenwel zo goed als nooit compleet is, en de oude drievoudige indeling zijn tot heden bewaard gebleven. De 6 kardinaal-bisschoppen besturen nog heden een suburbicair bisdom, de 50 kardinaal-priesters bezitten in Rome slechts een titelkerk en de 14 kardinaal-diakens beheren daar een diaconie. De naam is misleidend in zoverre, daar alle kardinalen, dus ook de kardinaal-diakens tegenwoordig priester zijn. De aanstelling der kardinalen geschiedt in een geheim consistorie door de paus en wordt creatie genoemd. Onder Pius XII is, in afwijking met de traditie, het aantal niet-Italiaanse kardinalen sterk toegenomen. Aan het hoofd van het college staat de Kardinaal-deken d.i. de oudste ambtsdrager als kardinaal-bisschop, die tevens bisschop van Ostia is.

Een bijzondere functie hebben nog de Camerlengo, de kardinaal-datarius, die aan het hoofd staat van de Apostolische Datarie, de kardinaal Groot-Penitencier, die de leiding heeft van de Penitentiarie, de kardinaal-protector, wie de bescherming van een kloostergenootschap of andere instelling is toevertrouwd, de kardinaal-staatssecretaris, die als de enige kardinaal in het Vaticaan woont, maar welke functie door Pius XII niet is aangevuld, en de kardinaal-vicaris, die de paus als bisschop van Rome in zijn bestuur vervangt. De insignia van een kardinaal bestaan uit een roodzijden toog (in de Advent en 40-daagse vasten paars), een saffieren ring, een rode bonnet met 3 punten en een rode hoed met 15 kwasten aan weerszijden. Zelf kan hij zich bovendien een wapen kiezen.Lit.: J. B. Sägmüller, Tätigkeit u. Stellung der Kardinäle bis Bonifaz VIII (Freiburg 1896); V. Martin, Les Cardinaux et la Curie (Paris 1930); J. G. de Macedo Soares, Le Cardinalat (Paris 1932).

< >