Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Johannes philippus suyling

betekenis & definitie

Nederlands rechtsgeleerde f’s-Hertogenbosch 4 Sept. 1869), studeerde in Utrecht, Parijs en Berlijn, promoveerde in 1893 te Utrecht en werd, na rechter te zijn geweest in ’s-Hertogenbosch en raad-adviseur bij het departement van Justitie, in 1907 buitengewoon hoogleraar in het Volkenrecht te Leiden. In 1911 werd hij gewoon hoogleraar in Utrecht in het burgerlijk recht en het internationaal privaatrecht, uit welk ambt hij in 1929 ontslag nam om zich geheel aan de wetenschap te wijden.

De vele delen van zijn zeer uitvoerig werk over burgerlijk recht. Inleiding genaamd, bieden eigenaardige, totaal onhistorische, maar meestal hoogst scherpzinnige en soms lumineuze inzichten. Hij maakt daarbij een ruim gebruik van Duitse theorieën om het Nederlandse burgerlijk recht te verklaren, waarbij hij niet alleen de wet, maar in de hoogste mate ook de rechtspraak als recht laat gelden.PROF. MR H. R. HOETINK

Bibl.: De Statutentheorie in Nederland ged. de XVIIde eeuw, diss. Utrecht (1893); The Hague Peace Conferences (The Hague 1910) ; Het wereldverkeer in het Privaatrecht. Rede (Haarlem 1911) ; Inleiding tot het Burgerlijk Recht, iste dr.: dl 1, 2, 5-7 (Haarlem 1918-1943), 2de dr.: dl 1, 2 (i927-36), 3de dr. dl 1 (1948); Kartel en trust in het privaatrecht. Rede (Utrecht 1926); Recht en staat in de empirische wetenschap (Haarlem 1945); Levend en stervend recht (Haarlem 1947); De subjectieve rechten in het positieve privaat- en publiekrecht (Haarlem 1949).

< >