Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Johannes Petrus HASEBROEK

betekenis & definitie

Nederlands dichter (Leiden 6 Nov. 1812 - Amsterdam 29 Mrt 1896), studeerde theologie te Leiden, en nam al vroeg deel aan het letterkundig leven, o.a. in de „Rederijkerskamer”, in de „romantische club”, waar hij vriendschap sloot met de jongere N. Beets.

Zijn studie werd onderbroken door deelneming aan de Tiendaagse veldtocht. In 1836 verscheen zijn eerste bundel Poëzy en in hetzelfde jaar deed hij zijn intree in Heilo, waar hij weldra, met zijn zuster Betsy het middelpunt vormde van een letterkundige kring (de „kring van Heilo”). Nicolaas Beets, Truitje Toussaint, Hofdijk behoorden tot de geregelde bezoekers. De kennismaking met Potgieter, die zijn talent zeer waardeerde, leidde tot een interessante briefwisseling en tot medewerking aan de Gids-critiek. Veel succes had hij met een reeks schetsen, die onder het pseudoniem Jonathan in 1838 begonnen te verschijnen (de eerste in Tesselschade) en die in 1840 met de titel Waarheid en Droomen gebundeld werden, als typische proeven van de humor, door Engelse schrijvers geïnspireerd. Door verschil van levensbeschouwing is hij sedert 1840 van de Gidskring vervreemd, vooral toen hij in 1843 Heilo verliet voor Breda. Later is hij predikant geweest in Middelburg (1849-1851) en in Amsterdam (1851-1883).Bibl.: Dichtbundels: Winterkelken (1859); Sneeuwklokjes (1878); Winterbloemen (1879).

Lit.: E. J. Potgieter, Over H.’s jeugdpoëzie (Krit. Stud. I, 1875); J. H.

J. Willems, Joh. P. H. (Eindhoven 1939); M. W. Maclaine Pont, H. (i. d.

Levensber. v. d. Mij Ned. Lett., 1896).

< >