Nederlands volksprediker (Kampen ca 1400 - Nijmegen 1473), trad eerst in een Minderbroedersklooster, waar de Observantie in verval was en waarvan hij, wellicht hierom, de naam niet noemt, studeerde naar zijn eigen verklaring te Parijs, nam een tijdlang aan het Observantenklooster te Saint-Omer het ambt van lector waar, was echter vooral bedrijvig in de zielzorg. Als predikant trok hij door het gehele land (1462 te Amsterdam).
Zijn betoogtrant („praten als Brugman”) was steeds pittig en gemoedelijk en hierdoor zeer geliefd bij het volk. Naast zijn talrijke preken, waarvan een aantal nog niet werd uitgegeven, hebben wij van hem o.m. meditaties over Jezus’ lijden, met name Ene devote oefeninge der kijnsheit, des middels ende des eyndes ons Heren Christi, het onuitgegeven Devotus tractatus valde incitativus ad exercitia passionis Domini per articulos distinctus, voorts een leven van Sinte Lydwina van Schiedam dat met de Vita prior noch met de Vita posterior der Bollandisten mag verward worden, en een paar geestelijke liederen: Ic heb ghejaecht mijn leven lanc en Mit moechden laet ons singhen.PROF. DR S. AXTERS, O.P.
Bibl. D. J. M.
Wüstenhoff, Collectiën van J. B., in Ned. Arch. voor Kerkgesch. (1893); J. B.
Poukens, S. J., Preeken van J. B., in Ons Geestelijk Erf VIII (1934), IX (1935), X (1936); Leven van Jezus, bewerkt door Math. Goossens, m. inl. d.
B. Knipping (1947). Dr A. van Dijk, O.F.M., J. B., Verspreide Sermoenen, m. inl. en toelicht. (Klassieke Galerij, nr 41), Antwerpen, 1948.
Lit.: W. Moll, Toh. Brugman en het godsdienstig leven onzer vaderen in de vijftiende eeuw (2 dln, Amsterdam 1854); T. Brandsma, O.
Carm., Pater Brugman-problemen, in Ann. v. d. Ver. t. h. bevord. v. d. beoef. der wetensch. onder de Kath. in Ned., XXXIII (1941).