Zuidhollandse industriestad, groot 1907 ha (w.v. 71 ha water) met (1952) 74.740 inw., v. w. (1947) 46 pct Prot., 33 pct R.K. en 21 pct andersdenkenden, wordt begrensd door de gemeenten Rotterdam, Vlaardingen en Schipluiden, en is gelegen aan de Schie, nabij de plaats, waar deze in de Nieuwe Maas uitmondt. Voorts ligt Schiedam aan de electrische spoorlijnen Rotterdam - ’s-Gravenhage en die naar Hoek van Holland.
Met Rotterdam zijn bovendien frequente tram- en busverbindingen. Voor de annexatie van de gemeente Kethel en Spaland in 1941 bedroeg het Schiedamse grondgebied 864 ha.Stadsbeeld
Op het einde der 15de eeuw strekte de bebouwde kom zich slechts uit aan weerszijden van de Dam, de Hoogstraat en de Boterstraat, de Lange en Korte Haven en de Lange Kerkstraat; de eerste bebouwing bij het Hoofd — aanvankelijk door onbebouwde gronden van de eigenlijke kom gescheiden — ontstond ook in die tijd. De tussenliggende gronden werden in hoofdzaak in de 19de eeuw bebouwd, hetgeen de stad een ontwikkeling in zuidelijke richting gaf. Door deze groei ontwikkelde Schiedam zich niet, zoals vele andere steden met een gelijksoortige ligging, concentrisch om haar oorsprong, zodat het oude stadscentrum met Raadhuis en Grote Kerk excentrisch kwam te liggen. In de 19de eeuw zijn de terreinen, die in de stad waren open gebleven, volgebouwd.
Vervolgens — in de 20ste eeuw — breidde de stad zich op grote schaal uit naar het O. en W., waar moderne en goede woonwijken zijn gesticht. De verdere stadsontwikkeling, welke Schiedam thans ondergaat, beweegt zich in noordelijke richting. De bebouwing in Nieuwland en de ontwikkeling van Kethel tot woongebied (een tuindorp ontstaat hier) vormen de kern van deze uitbreiding. Aan de N.-zijde van de stad is voorts een ruim recreatiegebied (50 ha) in aanleg.
Gelegenheid tot recreatie bieden voorts het Julianapark, het Volkspark, de Plantage (waar een ultra-modern concertpodium staat), het Stadspark (in aanleg).
Kunsthistorische bouwwerken zijn: de Grote- of St Janskerk met een toren van ca 54 m (gewijd ca 1425 (van het fraaie orgel dateert de kern uit de 16de eeuw), in de na-oorlogse jaren geheel gerestaureerd); het Raadhuis op de Grote Markt (na brand in 1605 gerestaureerd; in 1782 gedeeltelijk vernieuwd); de voormalige Koopmansbeurs (gebouwd in 1792, na brand in 1840 vernieuwd; thans bijna geheel gerestaureerd); Stedelijk Museum (v.m. St Jacobs Gasthuis; van 1787); vier oude korenmolens; diverse oude gevels (o.a. Kantongerecht aan de Lange Haven); Hervormde Kerk (St Jacobus) te v.m. Kethel (vroeg 16de-eeuws). De stad bezit verschillende onderwijsinrichtingen, twee ziekenhuizen (1 neutraal en 1 R.K.) en een modern tehuis voor ouden van dagen (St Jacobs Gasthuis), verder nog enige oudeliedentehuizen van verschillende gezindten.
Handel, nijverheid en scheepvaart brachten Schiedam tot bloei. Metaalnijverheid, scheepsbouw en -reparatie, de fabricage van spiritualiën, van chemische producten, en de glasindustrie nemen de voornaamste plaats in. Nieuwe bedrijven zijn: V.A.M. (verwerking van stadsvuil tot compost) en een Coca-Cola-fabriek.
In 1951 kwamen in Schiedam (de tweede havenstad aan de Nieuwe Waterweg) 596 zeeschepen, met een inhoud van 9.801.636 m3 binnen.
Geschiedenis
Schiedam ontstond, toen in de 13de eeuw de rechter-Maasoever bedijkt werd. Aan de dijk op de plaats, waar sluizen waren gebouwd aan de mond van de rivier de Schie, ontstond een handels- en overlaadplaats, die beschermd werd door het „Huis ter Riviere” (later Mathenesse of de Burg) van de Avesnes; Aleidis van Avesnes gaf aan deze stad in 1275 stadsrecht. Na de dood van Aleidis’ zoon Floris kwamen huis en stad aan de graaf van Holland. Maar de haven werd niet onderhouden en verzandde, zodat de handel zich verplaatste naar Rotterdam, dat weldra, evenals Delfshaven, met de Schie verbonden was en ook daardoor de binnenhandel tot zich trok. In hoofdzaak leefde Schiedam van de haringvangst, eerst in de 16de eeuw ontwikkelde zich er de typische Schiedamse industrie, de jeneverstokerij. Bij de Geuzenopstand werd Schiedam door Bossu in Juli 1572 ontruimd en door de Geuzen namens Oranje bezet; Marnix van St Aldegonde werd er gouverneur.
In de 17de eeuw had het enige handel; tijdens de oorlogen met Frankrijk, toen de Franse brandewijn uitbleef, kwamen de stokerijen tot hoge bloei. Deze bloei ging eerst in het einde der eeuw verminderen, om in de 19de eeuw te herleven.
Lit.: Schiedam (Schiedam 1936); M. C. Sigal, De drie Maassteden: S., Vlaardingen, Maassluis (1948, Heemschutserie 60).