Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 24-01-2022

Johann caspar bluntschli

betekenis & definitie

Zwitsers beoefenaar van staats- en volkenrecht (Zürich 7 Mrt 1808 - Karlsruhe 21 Oct. 1881), studeerde te Berlijn bij Savigny en werd in 1833 buitengewoon en in 1836 gewoon hoogleraar in de rechten te Zürich. Sedert 1837 was hij lid van de Grote Raad en voegde zich bij de conservatieve fractie, welker leider hij spoedig werd.

Toen deze partij dan ook in 1839 de overhand kreeg, werd hij in de Regeringsraad benoemd. In 1843 voldeden hem de tot nu toe door hem voorgestane beginselen niet langer en hij sloot zich bij de liberaal-conservatieve middenpartij aan. Als vrucht van die nieuwe geestesrichting schreef hij: Psychologische Studien über Staat und Kirche (Zürich 1844). In 1848 werd hij hoogleraar aan de universiteit te München in het Duitse privaatrecht en het algemene staatsrecht. Hier gevoelde hij zich met zijn liberale beginselen niet thuis, met het gevolg, dat hij in 1861 een professoraat aan de universiteit te Heidelberg aanvaardde. Hij werd lid van de Eerste Kamer in Baden, welke op zijn voorstel een hervorming onderging in vrijzinnige geest.

Verder ijverde hij voor Sleeswijk-Holstein en stichtte met Schenkel, Baumgarten en anderen de Duitse Protestantenvereniging, waarin hij nagenoeg jaar op jaar het voorzitterschap bekleedde, betoonde zich vóór het uitbreken van de oorlog van 1866 een voorstander van de onzijdigheid van Baden, verklaarde zich later tegen een Zuidduitse Bond en vóór de aansluiting aan de Noordduitse Bond en was leider der Badense nationaal-liberalen in het Duitse Tolparlement. Bluntschli verenigde een grote, historisch breed gefundeerde, wetenschappelijke werkzaamheid met de practische politiek.Bibl.: Staats- und Rechtsgesch. d. Stadt u. Landschaft Zürich (2 dln, Zürich 1838-1839); Die drei Länder Uri, Schwyz u. Unterwalden u. ihre ersten ewigen Bunde (Zürich 184.7); Gesch. der Republik Zürich (2 dln, 1847-48, voortgezet door Hottinger (dl 3, 1856); Gesch. d. Schweiz. Bundesrechtes (2 dln, Zürich 1849-1852; 2de dr., 1875); Allg.

Staatsrecht (2 dln, München 1851-1852), in I875~'76 in 3 dln opnieuw bewerkt als: Die Lehre vom mod. Staat; Deutsches Staatswörterbuch (met Brater, Leipzig en Stuttgart 1857-1870, 11 dln); Das moderne Kriegsrecht der civilisirten Staaten als Rechtsbuch dargestellt (Nördlingen 1866; 2de dr., 1874); Das moderne Völkerrecht als Rechtsbuch dargestellt (Nördlingen 1868), destijds een standaardwerk dat in veertien talen vertaald werd; Deutsche Staatslehre für Gebildete (Nördlingen 1874; 2de dr., 1880); Das Beuterecht im Krieg (Nördlingen 1878) en Gesamm. kleine Schriften (ald. 1879-1881, 2 dln). Na zijn dood een autobiografie: Denkwürdiges aus meinem Leben (Nördlingen 1884, 3 dln).

Lit.: F. von Holtzendorff, B. und seine Verdienste um die Staatswiss. (Berlin 1882); F. Meili, J. C. B. und seine Bedeutung für die mod. Rechtswiss. (Zürich 1908); Hans Bluntschli, J. G.

B. in seiner Stellung zu den geistigen Strömungen seiner Zeit (Zürich 1908); Briefwechsel J. K. Bl. mit Savigny, Niebuhr, Ranke, Jakob Grimm und Ferd. Meyer, herausgeg. v. W. Oechsli (1915); Hans Fritzsche, in Schweizer Juristen der letzten hundert Jahre (1945)» blz. 135-169.

< >