Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Unterwalden

betekenis & definitie

Zwitsers Alpenkanton, een der drie oorspronkelijke kantons van Zwitserland. Het wordt door de Kernwald verdeeld in de zelfstandige halfkantons Nidwalden (275 km, 1950: 17348 merendeels R.K., Duits sprekende inw., hoofdstad Sarnen) en Obwalden (493 km2, 1950: 20 340 inw., hoofdstad Stans).

Nidwalden omvat het benedendal van de Engelberger Aa en de zuidelijke oever van het Vierwoudstedenmeer, Obwalden het gebied van de Sarner Aa en de exclave Engelberg. De binnen het kanton liggende Alpengroepen worden verdeeld in de Dammagroep en de Emmenthaler Alpen. Bosbouw, veeteelt (op de Alpenweiden), ooftbouw, zijde-industrie en vreemdelingenverkeer zijn de voornaamste bronnen van bestaan. De electrische spoorweg Meiringen - Luzern (Brünigbahn, smalspoor) door het dal van de Sarner Aa en de electrische spoorweg Engelberg - Stansstad doorsnijden beide het kanton in N.Z.-richting. Stansstad heeft stoombootverbindingen over het Vierwoudstedenmeer. De in 1309 geconstitueerde Landesgemeinde, een democratische vergadering, vormt de hoogste wetgevende macht.Unterwalden maakte sinds de 9de eeuw deel uit van de Zürichgau. In de 11de eeuw stond het onder de graven van Lenzburg, en kwam na 1173 aan de Habsburgs. In de strijd tegen deze laatsten sloot het in 1291 met Uri en Schwyz het bekende bondgenootschap, dat de kern der Zwitserse republiek vormde. Het was toen verdeeld in Obwalden en Nidwalden, die beide in 1309 „reichsunmittelbar” werden. Van ca 1300 tot ca 1340 waren ze verenigd, doch hierna gingen ze elk weer hun eigen weg. In de Hervormingstijd bleef Unterwalden aan het Roomse geloof trouw. In 1798 kwam Nidwalden in opstand tegen de Helvetische Republiek, welk verzet met geweld onderdrukt werd. De Bemiddelingsakte van 1803 en het Bondsverdrag van 1815 herstelden Unterwalden als afzonderlijk kanton. Van 1845-1847 behoorde Unterwalden tot de „Sonderbund”. De grondwet van 1850 werd in 1877 en 1913 herzien.

Lit.: J. Businger, Gesch. d. Volkes v. U. 2 dln (1827-’28); A. Businger, Der Kanton U., in: Gemälde der Schweiz, VI (1836); R. Dürrer, Die Einheit U.’s, in: Jahrb. f. Schweiz. Gesch. XXXV (1910); Die Kunstdenkm. U.’s (1899-1921); P. E. Scherer, Die vorgesch. und frühgesch. Altertümer d. Ur-Schweiz, in: Mitt. d. antiqu. Gesellsch. te Zürich, XXVII (1916); Chronik der Inner-Schweiz, hrsg. von H. Koch e.a. (1948).

< >