Frans rechtsgeleerde (Béziers 15 Mrt 1674 - Groningen 3 Mei 1744), studeerde aan de theologische faculteit der hogeschool te Lausanne, waar zijn vader, eertijds hervormd predikant te Béziers, zich na de intrekking van het Edict van Nantes gevestigd had. Na het overlijden van zijn ouders in 1693 begaf hij zich, na een kort verblijf aan de universiteit te Frankfort a.d.
O., naar Berlijn, waar hij zich op de studie van het natuur- en volkenrecht toelegde. In 1711 aanvaardde hij het hoogleraarschap in de rechten en de geschiedenis aan de universiteit te Lausanne en in 1717 dat in het publiek recht aan de universiteit te Groningen, nadat hij wegens een geschil van theologische aard het Calvinistische Lausanne moest verlaten. Tot zijn dood toe bleef hij laatst vermelde functie vervullen. Hij heeft een aantal boeken geschreven in de Franse taal, waarin hij zich een voorstander van verdraagzaamheid betoonde en liberale denkbeelden ontwikkelde. Tevens heeft hij een aantal geannoteerde vertalingen bezorgd van werken van Bijnckershoek, Cumberland, Huigh de Groot, Noodt, Pufendorf. Een Europese vermaardheid verwierf hij zich door zijn, van annotaties en een belangrijke voorrede voorziene, Franse vertaling van Pufendorf’s De iure naturae et gentium.
Het werk: Le droit de la guerre et de la paix, naar Grotius’ beroemde boek De jure belli ac pacis is vijf maal herdrukt. Aandacht trokken voorts zijn werken Traité de la morale des Pères de l’Eglise (Amsterdam 1728), waarvan het gedeelte, dat handelt over de verdraagzaamheid, in het Nederlands vertaald werd (Amsterdam 1734) en Histoire des anciens traités depuis les temps les plus reculés jusqu’à l’empereur Charlemagne (Den Haag 1739). Bovendien schreef hij o.a. nog: Défense du droit de la Compagnie hollandaise des Indes Orientales contre les nouvelles prétentions des habitants des Pays-Bas (Den Haag I725). MR L. V. LEDEBOERLit.: Pu aux, Les Précurseurs français de la Tolérance au 17e siècle; Ph. Meylan, J. B. (Lausanne 1937).