(Marie), vooral bekend onder de benaming „de pastoor van Ars”, Heilige (Dardilly, bij Lyon, 8 Mei 1786-Ars 4 Aug. 1859), was een eenvoudige boerenzoon, deed in 1799 in het geheim zijn eerste communie en werd pas in 1807 gevormd. Kans om te studeren kreeg hij heel weinig; toch wilde hij priester worden.
Na veel moeite werd hij in 1814 in het grootseminarie aanvaard en 13 Aug. 1815 tot priester gewijd. In Febr. 1818 werd hij als pastoor aangesteld in het verlaten dorpje Ars waar hij, ondanks allerlei tegenwerking, ook vanwege confraters, zulk een invloed kreeg dat weldra de gelovigen van heinde en ver naar Ars stroomden.Tot 17 uren per dag wijdde hij soms aan het biechthoren en ook voor de ergste zondaars toonde hij niets dan een grenzenloze barmhartigheid. De wonderbare genezingen, waarvoor men hem wilde huldigen, schreef hij steeds toe aan de voorspraak van de H. Philomena. Hij werd in 1905 door Pius X zalig-, in 1925 door Pius XI heiligverklaard. René Jolivet heeft in 1949 zijn leven verfilmd. Zijn feestdag is 9 Aug.
Bibl.: Sermons, 4 dln (Lyon 1883), herdr. d. E. en A. Delaroche, 4 dln, 4de dr. (Paris 1928).
Lit.: F. Frochu, Le curé d’Ars, 2 dln, diss. Lyon (1925, 1ste dl 11de dr. 1950, gedocumenteerde studie); E. Erens, De pastoor van Ars (Hilversum 1937, 71952); H. A. Lunshof, De duivel (A’dam 1953).