Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Janus GRUTERUS

betekenis & definitie

(de Grutere of de Gruyter e), klassiek filoloog en archaeoloog (Antwerpen 3 Dec. 1560 - Bernhold, bij Heidelberg, 10 Sept. 1627), uit een rijk en aanzienlijk Gents geslacht, studeerde te Leiden, werd in 1586 hoogleraar in de geschiedenis te Wittenberg, in 1592 buitengewoon hoogleraar te Heidelberg en tevens bibliothecaris aldaar. Bij de inneming van de stad in 1622 verloor hij zijn eigen kostbare bibliotheek, die grotendeels naar het Vaticaan verhuisde, waar thans nog de meeste handschriften, die hij verzameld had, zich bevinden; het vermaarde Caesar- handschrift der Amsterdamse Universiteitsbibliotheek was eens eigendom van hem.

Zijn hoofdwerk te midden van zijn talrijke geschriften waren de Inscriptiones antiquae totius orbis Romani (oorspr. 2 dln, Heidelberg 1603), meermalen herdrukt, waarin hij al wat in zijn tijd aan Latijnse inscripties bekend was, had bijeengebracht, als het ware de voorloper van het Corpus Inscriptionum Latinarum. Zijn vaak geciteerde Lampas (7 dln, Frankfort 1602) is een grote verzameling van geschriften van oudere geleerden, die anders ternauwernood meer toegankelijk zouden zijn.Lit.: F. v. Hulst, Jean Gruytere (2de dr., Liège 1847).

< >