Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Jan Pieter HEIJE

betekenis & definitie

Nederlands dichter (Amsterdam 1 Mrt 1809 - 24 Febr. 1876), nam deel aan de Tiendaagse Veldtocht en vestigde zich na zijn promotie (1832) als medicus te Amsterdam. Nadat hij reeds enkele verzen uitgegeven en van 1832-1834 de Vriend des Vaderlands geredigeerd had, verenigde hij zich met Drost e.a. tot de uitgaaf van de Muzen en behoorde vervolgens tot de ijverige medewerkers aan De Gids. In 1841 bekroonde de Hollandsche Maatschappij zijn Liederen en zangen en in 1847 de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen zijn Kinderliederen. Na die tijd maakte hij als volkszanger en kinderdichter grote naam en was als hoofdbestuurder en secretaris van de Maatschappij van Toonkunst en als hoofdbestuurder van die tot Nut van ’t Algemeen werkzaam.

Hij bewoog zich ook op geneeskundig gebied, en werd o.a. in 1847 hoofdbestuurder van de Mij tot Bevordering der Geneeskunst. Zijn gedichten hebben ook nu nog als frisse, eenvoudige poëzie, met echte nationale en religieuze gevoelens hun waarde behouden en vele zijn er, op gelukkige manier getoonzet, die nog algemeen gezongen worden (Heb je wel gehoord van de zilveren vloot?, Zie de maan schijnt door de boornen, In een blauw geruite kiel e.a.).Bibl.: Zangen der liefde (1843); Kinderliederen (3 dln, 18441845); Sprookjes uit de oude doos op rijm gebragt (3 dln, 18461847); Al de Volksdichten (2 dln, 1865); Volksdichten (12 afl., 1869-1870); Gedichten (1870). Alleen voor familie en vrienden bestemd: Innigst leven eens dichters, Poëzie des huizes (2 dln, 1873-1874); Poëzie op den levensweg (1876); Bloemlezing uit de Volksdichten, verz. d. R. v. d. Veen en K. Vos (Amsterdam 1909, Ned. bibl. no 64); Kleine bloemlezing uit de gedichten (Amsterdam 1944).

Lit.: Emile van Renesse, Dr J. P. H. (Mannen van Beteekenis, 1876); J. A. Alberdingk Thym, Levensber. v. J.

P. H. (Leiden 1877); L. C. Schulter tot Peursem, J. P. H., in: Stemmen voor waarheid en vrede (1909); Louise Wirth, Een eeuw kinderpoëzie, Utrecht, diss. (1925).

< >