noemt men de korte strijd, die de Nederlandse troepen onder opperbevel van prins Willem begin Aug. 1831 voerden tegen het leger der in opstand gekomen Belgen. (Voor de oorzaak z Belgische opstand.) Het leger was 36000 man sterk, waartegenover de Belgen 31 500 slecht geoefende en verzorgde troepen konden stellen, verdeeld over een Maasleger, dat Maastricht bewaakte, en een
Scheldeleger, dat Antwerpen in het oog hield. 2 Aug. 1831 overschreden de Nederlanders de grens en bezetten enige plaatsen, waarna hun hoofdmacht zich tegen het Maasleger richtte, dat op 8 Aug. bij Hasselt verslagen werd en in verwarring uiteengedreven. 11 Aug. werd de voorhoede van het Scheldeleger bij Bautersem teruggedreven en de volgende dag had het voornaamste treffen bij Leuven plaats, dat voor de Nederlanders eveneens een gemakkelijke overwinning werd. Op dat ogenblik kwam het bericht, dat een Frans leger onder Gérard België was te hulp gekomen en Brussel naderde; de Engelse gezant bood een wapenstilstand aan, die prins Willem aanvaardde, op voorwaarde, dat hij Leuven mocht bezetten; daarna zou hij het Belgisch grondgebied ontruimen. De 20ste waren de Hollanders weer in Noord-Brabant. Chassé viel Antwerpen niet van de citadel uit aan, omdat de stad onder bescherming van de conferentie te Londen werd gesteld en Frankrijk met een oorlogsverklaring dreigde. De veldtocht wekte door de behaalde successen grote geestdrift in het Noorden en had een kleine wijziging in de voorwaarden der scheiding, de „24 Artikelen”, tot gevolg.
Lit.: J. G. C. den Beer Poortugael, De Tiendaagsche Veldtocht (1906); Wüppermann, De geschiedenis van den T.V. (1884).