Johannes Aloysius Antonius, Nederlands dichter (Utrecht 7 Juni 1900), behoorde tot de groep van jonge katholieke kunstenaars, die zich in 1925 verenigden in het tijdschrift De Gemeenschap. Als journalist was of is hij verbonden aan verschillende dagen weekbladen {Het Centrum, De Tijd, De Nieuwe Eeuw). In de eerste plaats is Jan Engelman schrijver van een zuivere lyriek zonder bijmenging van beschouwelijke of actuele elementen, minnedichter vooral. Hij debuteerde in 1927 met Het roosvenster. In 1930 volgde Sine Nomine. In deze beide bundels is in de meermalen vrije versvorm nog de invloed van het expressionnisme waar te nemen.
Later schrijft hij vooral melodieuze strofen en openbaart hij zich als een van onze beste lieddichters. Soms offert hij zelfs bewust het redelijk zinsverband op aan de spelende klankharmonieën, in de zgn. vocalises.
Hierin is hij, als Van Ostayen in Vlaanderen, een Nederlands vertegenwoordiger van de „poésie pure”. Hij heeft ook verzen van religieuze inkeer geschreven, doch hoewel zijn werk de kenmerken van zijn geloof draagt, treedt dit niet steeds in de inhoud naar voren; aardse liefde en hemels heimwee gaan er als het ware hand in hand. Zijn poëzie is arabesk en orgelmuziek. Een enkele maal breekt in deze paradijsachtige levensliefde het schuldbesef door. Tijdens de bezetting publiceerde hij, als andere dichters, clandestiene verzetsverzen, merkwaardig ook om het sterk verschil in toon met het overige werk van deze dichter.
In zijn kunstbeschouwingen geeft Engelman blijk van een bijzondere intuïtieve kijk op de beeldende kunsten, waarbij hij soms ook streeft naar een meer algemene en samenvattende visie op het beeld der hedendaagse Europese cultuur, zoals deze zich aan hem voordoet.
PROF. DR N. A. DONKERSLOOT
Bibl.: Lyriek: Het Roosvenster (1927); Sine Nomine (1930); De Tuin van Eros (1932); Het bezegeld hart (1937); De Dijk (1937); Hart en Lied (bloemlezing uit reeds verschenen gedichten, 1944); Noodweer (1941); Kindje wiegen (1945); Vrijheid (1945) (tijdgedichten); Mattheus-Passie (vert. in opdracht der regering, 1948). Toneel: Prinses Turandot (1936); Om de dooje dood niet of Jan Klaassen komt naar huis (1938); Sint Willibrord (mysteriespel 1939); Philomela (opera, samen met Hendrik Andriessen. in regeringsopdracht, 1949). Kunstbeschouwing: Torso (opstellen over beeldende kunst, 1931); Pamassus en Empyreum (opstellen over letterkunde, 1931); Tympanon (opstellen over kerkelijke kunst, 1934); In het verborgene gedrukt (lezing gehouden te Utrecht na de bevrijding, 1945).