Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

Jakob KNUDSEN

betekenis & definitie

(Christian Lindberg), Deens schrijver (Redding 14 Sept. 1851 -Birkered 21 Jan. 1917), na Grundtvig en Kierkegaard de grootste religieuze denker van Denemarken, hoewel hij buiten Skandinavië nog weinig bekend is. Hij studeerde theologie en filosofie te Kopenhagen, werd leraar aan de volkshogeschool te Askov, nadien predikant, doch wijdde zich later uitsluitend aan de letteren.

Knudsen achtte de boeren de eigenlijke nationale cultuurdragers en had een sterk gevoel voor traditie en voor de gebondenheid van individu en geslacht. Met kracht verzette hij zich tegen de moderne opvatting om misdadigers als zieken te beschouwen en tegen een slappe paedagogie; hij was anti-democratisch en anti-humanistisch. Het Deense volk wilde hij tot krachtige, religieuze mensen opvoeden. Wel gevoelde hij voor Grundtvig’s ideeën, maar diens volgelingen hekelde hij. Zijn werken zijn sterk autobiografisch; vele van zijn personen lijden onder de verlammende angst die hij in zijn eigen jeugd heeft gekend, zo bijv. in de Luther-romans Angst (1912) en Mod (1914) . Telkens weer behandelde hij het vraagstuk in hoeverre de enkeling het recht heeft om, wanneer de maatschappij te kort schiet, zijn eigen rechter te zijn.Bibl.: Den gamle Praest (1899); Gaering, Afklaring (1902); Sind (1903); Inger (1906); Fremskridt (1907); Lærer Urup (1909); To Slaegter (1910); Rodfaestet (1911); Martin Luther (1914); Jyder (1915) . Zijn levensfilosofie gaf hij in een bundel lezingen en essays: Livsfilosofi (1908). Bibliografie door G. Ortmann-Nielsen in de 2de dr. van zijn Kristelige Foredrag (1933).

Lit.: Holger Begtrup, J. K. (Kobenhavn 1918); Carl Roos, J. K. (Kobenhavn 1918); Svend Norrild, J. K. En psykologisk Analyse (1935); A. F. Schmidt, J. K. (1936); O. Jappe, J. K.’s Livsförelse, in: Edda (1933).

< >